is bekend dat de biomassa van de
levensgemeenschappen hier op
hard substraat zich tot die van zacht
substraat verhoud als 1:2. Dit is een
verrassende verhouding, zeker als je
bedenkt dat het grootste gedeelte van
het bodemoppervlak onder water uit
zacht substraat bestaat en maar een
relatief klein deel uit hard substraat.
(Leewis et al, 1990).
Op de kunstmatige rotskusten is niet
alleen, verhoudingsgewijs, de grootste
biomassa te vinden, daar wordt ook
de grootste rijkdom aan soorten
aangetroffen. Een voorbeeld van een
soort wiens voorkomen in Zeeland
te danken is aan de aanwezigheid
van hard substraat is de Snotolf
Cyclopterus lumpusDeze vissoort
komt in het voorjaar naar de Zeeuwse
wateren en zet dan eitjes af op een
rotsachtige ondergrond. Het mannetje
is in de paaitijd prachtig gekleurd:
donkerblauw met oranjerode buik; hij
bewaakt de eitjes tot ze uitkomen. Hij
beschikt over een speciaal gevormde
buikvin waarmee hij zich goed aan de
stenen kan vasthouden.
Kunstmatige riffen
Op enkele plaatsen in Zeeland (zoals in
het Grevelingenmeer) zijn, ten behoeve
van de sportduikers, kunstmatige
riffen gemaakt. Deze kunstmatige
riffen bestaan uit beton. Uit onderzoek
naar de kolonisatie van kunstriffen en
scheepswrakken in de Noordzee blijkt
dat deze zeer snel begroeid raken: na 5
jaar is in de begroeiing geen verschil
meer te zien met dichtbij gelegen
oudere scheepswrakken.
In vergelijking met de omringende
zachte bodem hebben de kunstriffen een
verrijkend effect op de biodiversiteit:
zo wordt er veel vis aangetroffen en
vinden bijvoorbeeld kreeften er een
goede schuilplaats (Leewis et al., 1997
en 2000)
Veenbanken
Het veen, dat in vroegere tijden in
grote delen van Zeeland gevormd
werd, is op veel plaatsen nog steeds
in de bodem aanwezig. In de, na de
Middeleeuwen verdronken gebieden,
komt dit veen aan de oppervlakte en het
kan onder water prachtig begroeid zijn.
Het biedt houvast voor vastzittende
soorten zoals Golfbrekeranemonen
Diadumene cincta), sponzen zoals de
Geweispons Haliclona oculata), maar
ook voor de Japanse of Knotszakpijp
(Styela clava). Het kolonievormende
mosdiertje Bugula plumosa
(Gepluimde hoorncelpoliep) gedijt er
ook goed.
De struikvormige Lange zeedraad
Obelia longissima, een hydroidpoliep)
groeit op het veen. Van boormosselen
steekt alleen de adembuis nog uit
16
atseveer
fauna fedandica