daarmee voor een economische
impuls. De laatste jaren is echter
steeds duidelijker geworden, dat de
Deltawerken ook hun schaduwkanten
hebben. Het gaat daarbij vooral
om ecologische schaduwkanten.
Elk Deltawater vertoont kwalen,
die te maken hebben met de strikte
scheiding. En dat heeft niet alleen
consequenties voor de Deltawateren
zelf, maar ook voor hun omgeving:
de Noordzee en de rivieren. Denk
bijvoorbeeld aan het wegvallen van
de vismigratie, de kraamkamerfunctie
en de enorme productiviteit van een
estuarium. Allemaal ecologische
schaduwkanten, die op hun beurt ook
economische implicaties hebben.
Daarnaast is de vraag aan de orde, of
we met de Deltawerken voldoende
voorbereid zijn op de gevolgen
van de klimaatsverandering: de
zeespiegelstijging en de verhoogde
rivierafvoeren.
In de nota De Delta in Zicht hebben
de provincies Noord-Brabant, Zuid-
Holland en Zeeland een visie op
de toekomst van de Deltawateren
neergelegd. De drie provincies
stellen daarin, dat het herstel van de
verbindingen tussen de Deltawateren
onderling en tussen de Deltawateren
en hun omgeving (de Noordzee, de
rivieren en het land) een mogelijk
antwoord is op de schaduwkanten van
de Deltawerken en op de gevolgen
van de klimaatsverandering. Dat komt
onder meer neer op het gedeeltelijke
herstel van de estuariene dynamiek.
Het gaat hier om een oplossingsrichting
of, wellicht beter, om een zoekrichting
en nog geen pasklare oplossing.
Daarvoor is nog heel wat onderzoek
nodig. Niettemin is duidelijk, dat het
bij een beschrijving van de huidige
situatie van de Deltawateren gaat
om een momentopname en dat zo'n
beschrijving er over een aantal jaren
geheel anders kan uit zien. Om dat
duidelijk te maken wordt eerst een korte
terugblik gegeven op het dynamische
verleden van het Deltagebied.
Een terugblik
Vóór de Deltawerken was de invloed
van de mens ook al groot.
Tot ongeveer het einde van het eerste
millennium hadden de elementen vrij
spel in het Deltagebied. Het landschap,
het water en de bodem, werd vrijwel
volledig beheerst door natuurlijke
krachten, waarbij de zeespiegelstijging
die sinds het einde van de laatste
ijstijd plaatsvond het meest dominant
was. Het gebied was daardoor continu
onderhevig aan veranderingen.
Veenvorming, doorbraken van de zee,
afzetting van klei en zand wisselden
elkaar af.
Vanaf het begin van het tweede
millennium groeide de invloed van de
25
Zeeland 200 na Chr. (naar Vos en Van Heeringen)
Zeefauna in %ee(and