Westerschelde De Westerschelde is onderdeel van het Schelde-estuarium waar nog hoofdgeulen, bijgeulen, slikken, schorren en platen voorkomen en dat is, ook internationaal, zeldzaam geworden. Het water is brak vanaf de grens tot Hansweert en wordt dan zout richting Noordzee. Het estuarium is 160 km lang. Door de grote bewegingen is het water troebel. De waterkwaliteit was erg slecht, maar verbetert langzaam. De natuurwaarde van het gebied is groot. Juist door de vermenging van zoet en zout water leven in het water bijzondere planten en dieren. De Westerschelde is een plaats waar vele vogels ruien, voedsel zoeken, broeden of overwinteren. Het is tevens een kinderkamer voor jonge vis en garnaal. Door inpoldering is in het verleden de oppervlakte aan slikken en schorren verminderd. Dat wordt ook gevreesd voor de verdieping van de Westerschelde ten behoeve van de bereikbaarheid van Antwerpen, al heeft men dit nog niet kunnen vaststellen. Voordelta De Voordelta is het ondiepe kustgebied zeewaarts van de Zuidhollandse en Zeeuwse eilanden, de begrenzing loopt van de Maasgeul in het noorden, tot de monding van de Westerschelde in het zuiden en de NAP -20m lijn zee waarts 10 tot 20 km uit de kust). Het gebied is ontstaan onder invloed van evenwijdig aan de kust lopende getij stroming, in- en uitgaande stroming bij de riviermondingen en door golfwerking. Het was (en is) een steeds veranderend gebied, waarin diepe geulen liepen. Door de afsluiting van de Haringvliet en de Grevelingen en door de aanleg van de Oosterscheldekering namen de eb- en vloedstromen in de Voordelta in kracht af. Als water minder krachtig stroomt bezinken de slib- en zanddeeltjes die meestromen eerder op de bodem. De getijdengeulen worden langzaam opgevuld en vooral in de buitendelta van het Haringvliet zijn de intergetijdengebieden in omvang toegenomen. Voor de aanleg van de Deltawerken veranderde het zoutgehalte van het water in de Voordelta iedere dag met het ritme van het getij en de rivierafvoer. Nu verandert het zoutgehalte onvoorspelbaar. Bij het openen van de Haringvlietssluizen (bij eb) komt plotseling een grote hoeveelheid zoet water in het zoute water. Dit water mengt slecht met zeewater; als gevolg daarvan zijn zoetwaterbellen tot ver in de Noordzee te vinden. Er zijn aanwijzingen dat het vóórkomen van bepaalde visziekten hiermee samenhangt. De voedselrijkdom is sinds de Deltawerken toegenomen, waardoor er veel vis in het gebied voorkomt. Het afzetten van zand en slib zorgt ervoor dat er steeds meer ondiep water ontstaat. Dat is een uitstekende opgroeiplaats voor jonge 28 De Westerschelde is het laatste apen j estuarium van de Delta Jauna d^edandica

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2005 | | pagina 32