en zeenaaktslakken. Hij hield zich niet
alleen bezig met verzamelen, maar ook
met proefondervindelijke natuurkunde.
Slabber was een godvruchtig man. De
studie van de natuur was voor hem
een manier om de Schepper te eren.
Hoe ondoorgrondbaarder ons het
geschapene voorkomt, hoe meerder
de Hoogste Wijsheid daar in uitblinkt
en hoe meerder wij menschen genoopt
worden om haar te erkennen, schoon
ons verstand haar niet omvatten kan
Hij beëindigde zijn Natuurkundige
Verlustigingen met een gedeelte
uit psalm 104, en tekende tot slot 2
prachtige krabben.
Hij had een 2e deel willen schrijven,
maar daar is het niet van gekomen.
Slabber hoopte dat de punten die
nog niet opgehelderd waren andere
onderzoekers aan zouden zetten er
zich verder mee bezig te houden en
dingen op te helderen. Die wens werd
vervuld.
Vooral de heren J.v.d. Hoeven en Prof.
van Beneden te Leuven hebben nog in
de 19e eeuw de summiere aantekeningen
van Slabber aangevuld. In 1823 verliet
hij de stad Goes (waar hij burgemeester
was) en ging op zijn buitenverblijf te 's
Gravenpolder wonen. Hij legde daar
op hoge leeftijd een plantsoen aan liet
een vijver voor goudvissen graven. Hij
overleed op 30 april 1835. Posthuum
viel hem nog een eer te beurt die
voor sommige onderzoekers als het
hoogst bereikbare wordt beschouwd:
ter herinnering aan Slabber werd een
geslacht der Acalephen (zeekwallen) in
1848 door een beroemde tijdgenoot,
de Engelsman Edward Forbes,
Slabberia genoemd.
De 19e eeuw
Het zeewetenschappelijk onderzoek
maakte tijdens de 19e eeuw een
groei door naar institutionalisering
en internationale samenwerking.
Nederlandse en Belgische geleerden
hebben aan deze groei bijgedragen.
Interesse in het wetenschappelijk
onderzoekvandezeewerdvoornamelijk
bevorderd door maatschappelijke
behoeften, zoals in de scheepvaart,
visserij, waterstaat, havenaanleg,
wanneer men last had van paalworm,
en in de gezondheidszorg. Men kwam
uiteindelijk tot een duidelijk omlijnd
onderzoeksprogramma, en een nieuw
vakgebied onstond: Oceanografie.
1872 was een belangrijk jaar voor
de zeewetenschap. De Engelsen
stuurden een zeilfregat de zee op om
onderzoek te gaan doen. Dit schip, de
Challenger, kwam 4 jaar later met veel
informatie terug. De resultaten werden
gepubliceerd van 1881-1895 en deze
vormen nog steeds een monument in
de oceanografie.
In datzelfde jaar werd in Napels het
Stazione Zoologica gevestigd. Een
Duitse geleerde, Karl Möbius wees
erop, dat "Het verband tussen de
verschillende dieren, die te zamen
een zeker gebied bevolken is een zeer
innig verband: zij leven niet toevallig
in eikaars gezelschap, neen, zij vormen
een geheel. Kenden wij al de leden van
dat geheel en was onze kennis van
de levenswijze van al die dieren een
meer volledige, dan zouden wij inzien,
dat eigenlijk geen enkele diervorm in
dat geheel gemist kan worden". Een
notie die uiteindelijk de basis voor de
moderne oecologie zou blijken te zijn.
41
Zeefauna in Zeeland