'4 s duidelijk van elkaar te onderscheiden, gewone sponzen (Demospongiae), glassponzen (Hexactinellida, deze komen alleen in de diepzee voor) en kalksponzen (Calcarea) Hierna volgt een overzicht van de 15 in Nederland gevonden sponzen, in volgorde van hun talrijkheid. Elf soorten zijn recentelijk waargenomen en maken deel uit van de Zeeuwse fauna van dit moment. Vier soorten zijn vroeger wel waargenomen, maar niet meer recent gerapporteerd: De Gewone broodspons Halichondria panicea (Pallas, 1758)) vormt dikke gladde korsten, geelbruin of groengeel van kleur, met karakteristieke opstaande schoorsteentjes elk voorzien van een uitstroomopening. De afmetingen kunnen aanzienlijk zijn, tot 60 cm in doorsnede en tientallen cm's dik. In dieper, niet al te sterk stromend water vormt hij ook een takkenstelsel met gladde dikke takken van ong. een cm in doorsnede. Onder stenen of in sterkstromend water zijn de korsten vrijwel geheel vlak en de uitstroomopeningen niet verhoogd. De soort geeft bij beschadiging een sterke 'carbid'-geur af, die onmiskenbaar is. Hij wordt beschouwd als de meest algemene soort van Nederland, ofschoon de aantallen fluctueren. In het hogere deel van de getijzone is het dikwijls de enige voorkomende soort. Ook elders in West-Europa is hij zeer algemeen. Zijn verspreidingsgebied strekt zich uit van de poolcirkel tot in de Middellandse Zee en ook aan de overzijde van de Atlantische Oceaan is het een veelgeziene soort. De Sliertige broodspons is een sterk gelijkende zustersoort, maar de aanwezigheid van regelmatig verspreide uitstroomopeningen op lichte verhogingen of aan de top van schoorsteentjes is een zekere manier om de Gewone broodspons te onderscheiden. Vergeleken met de Sliertige broodspons, prefereert de Gewone broodspons meer helder stromend water. De Sliertige Broodspons (Halichondria bowerbanki Burton, 1930) is een gelig beige spons met karakteristieke sliertige uitlopers die vanuit een korstvormige basis ontspringen. De uiteinden van de uitlopers kunnen vrijwel doorzichtig zijn. De korsten en uitlopers kunnen gezamenlijk wel 25 cm2 beslaan. Het oppervlak van de basis is glad tussen de uitlopers en halfdoorzichtig door de aanwezigheid van grote onderhuidse holten. De uitstroomopeningen zijn 57 BLrgvt 'one 'liertige oroodspofMI 2(eefauna in 2(ee(and

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2005 | | pagina 61