Neteldieren en 'Ribkwallen
jRon yites, Manon Laterveer'deHeer,
Jdichaef Laterveer, Ttyb Leewis en ZJÜitn Uervoort
tn.tn.y, 'jdanda v.d. Herg, idarry llolsteijn en T^una louder
vA'
Neteldieren (Cnidaria)
De neteldieren worden op de eerste
plaats gekenmerkt door het bezit
van netelcellen (cnidocyten of
nematocyten). Netelcellen brengen
een blaasje voort, netelkapsel (cnida of
nematocyst) genaamd. Bij de werking
daarvan speelt de cel een geringe rol:
je kunt het kapsel beschouwen als een
zelfstandig optredend orgaantje. Alle
acties die her en der, ten onrechte,
in verband met netelcellen worden
genoemd, zijn voorbehouden aan de
kapsels. Het woord netelcel wordt dan
ook vrijwel altijd ten onrechte gebruikt.
Netelkapsels zijn heel erg kleine,
enigszins ei-vormige, met vloeistof
gevulde cilinders die een draad kunnen
afschieten. Deze draad, meestal
voorzien van weerhaken, kan een prooi
of tegenstander binnendringen en daar
vervolgens de giftige inhoud van het
kapsel deponeren. Soms hebben deze
draden nog andere functies, zoals het
vasthouden van prooien.
Neteldieren zijn exclusieve
waterbewoners waarvan de
lichaamsbouw gekenmerkt wordt
door de aanwezigheid van twee
cellagen, namelijk de epidermis,
die de buitenzijde bekleedt en
de gastrodermis, die de inwendige
holten (zoals de buikholte) bekleedt.
Hiertussen bevindt zich een
weefsellaag van wisselende dikte
en samenstelling, de mesogloea
genaamd. De buitenzijde van het dier
wordt veelal nog versterkt door een
slijmlaag van muco-polysacchariden
(die noemen we perisarc) of door een
chitine-achtige steunlaag, die periderm
genoemd wordt, beide afgescheiden
door de epidermis; soms vindt ook
kalkafzetting plaats.
De dieren hebben een duidelijke
mondopening die toegang geeft tot de
buikholte, ofwel de gastrale ruimte. De
dieren hebben geen anus: de resten
van de spijsvertering verlaten het
lichaam via de mond. Specialisatie
van de lichaamcellen leidt tot de
aanwezigheid van spier-, zenuw- en
kliercellen, naast cellen voor de opname
van voedsel. Zij vormen echter geen
duidelijke weefsels. Cnidaria zijn
gewoonlijk van gescheiden geslacht:
er zijn afzonderlijke mannelijke en
vrouwelijkedieren;degeslachtsorganen
hebben (meestal) geen afvoergang
maar lozen hun producten direct in het
water.
De lichaamsvorm van neteldieren is
te herleiden tot twee constructietypen,
namelijk de poliep en de kwal of
meduse. De poliep is vastzittend en
gebonden aan substraat, de meduse
leeft 'vrij zwemmend' (pelagisch).
Zowel poliep als meduse bezitten
66
Jauna 'Zeefandica