De Zeeuwse bloemdieren
Eén van de eerste Nederlanders die
over bloemdieren schreef was een
Zeeuw. Zijn naam was Job Baster
(1711-1775). Hij was geneesheer,
werkzaam in Zierikzee. Baster stond
bekend als kenner van de zeedieren in
de buurt van zijn woonplaats. In zijn
beroemde boek (zie geschiedkundige
inleiding) noemt hij een vijftal soorten
zeeanemonen, hun identiteit is echter
niet in alle gevallen kristalhelder
(Ates, 2005). Ook nu nog brengt de
veelkleurigheid en de veelvormigheid
grote moeilijkheden met zich mee bij de
tenaamstelling van bloemdieren. Een
determinatie-werk om, ook, de minder
algemene of obscure soorten op naam
te brengen bestaat al (Ates, 1997).
Hierna worden de mooiste Zeeuwse
soorten uitgebreider besproken.
een kolonie poliepjes. Elk poliepje,
dat zelf niet groter is dan 6 tot 8 mm,
heeft 8 geveerde tentakels, waarmee
plankton uit het water gefilterd wordt.
De poliepjes zijn altijd wit van kleur.
Bij verstoring worden ze ingetrokken
waardoor er putjes in het oppervlak
zichtbaar worden. Zachte koralen
kunnen oppervlakkig gezien een
spons- of kraakbeen-achtig uiterlijk
hebben, in werkelijkheid bezitten
zij een skelet dat uit kalknaalden
bestaat. Deze naalden verstevigen de
constructie, maar ook is aangetoond
dat zij een kolonie minder aantrekkelijk
Dodemansduim
(Alcyonium digitatum, Linnaeus 1758)
Dodemansduim is het enige in
Nederland voorkomende zachte koraal.
De naam wordt vanzelf vervormd
tot 'doomansduim' als je hem vaker
gebruikt. Dodemansduim bestaat uit
maken voor rovers. Daarnaast is van
vele zachte koralen bekend dat zij
stoffen aanmaken die hetzij héél vies
smaken, hetzij ronduit giftig zijn.
Een jonge kolonie Dodemansduim
is veelal korstvormig. Naarmate een
kolonie ouder wordt groeit hij uit tot
één of meer vlezige lobben. Deze
lobben kunnen tot ca. 20 cm groot
worden, met een doorsnede van max.
±10 cm. In de Oosterschelde worden
de kolonies echter meestal niet groter
dan 10 cm. Bij oudere exemplaren
kunnen vertakkingen ontstaan. Door
de witte tot geel-achtige kleur en de
langwerpige vorm, doen kolonies met
'odemansduim
69
a-f, spicules from surface
Alcyonium digilatum Linné.
layer; g-j, coenenchymal spicules x 220
'X^eefauna in getand