I Gdlfbrekeanemoofj In half samengetrokken toestand ziet de anemoon er verwrongen uit en de rand rond de tentakelkrans is duidelijk zichtbaar. Die rand verdwijnt weer wanneer de anemoon zich opricht. De Golfbrekeranemoon plant zich voor zover bekend vooral ongeslachtelijk voort door kleine stukjes af te snoeren van de onderzijde van de zuil. Deze stukjes weefsel groeien vervolgens uit tot een volledig individu. Vermoed mag worden dat deze anemoon zich ook geslachtelijk kan voortplanten, maar daarvan bestaan geen bewijzen. Golfbrekeranemonen vind je op stenen en rotsen, schelpen, veenbanken en andere stevige of harde ondergrond. Soms komen ze in een slibbige omgeving voor, maar contact met zand zullen ze proberen te vermijden. Opvallend is dat ze vaak samen met sponzen groeien. Wat betreft de diepte: van laag in het intergetijdengebied tot 50 m diepte. De soort houdt van een beetje beschutting en kan redelijk tegen wat lagere (tot 8 g Cl/1) en ook wisselende zoutgehaltes. Vaak in groepen tot wel 3000/m2 (Sandee et al., 1980). De verspreiding is beperkt: alleen rond de Britse Eilanden, in Nederland en aan de Franse westkust. Daarnaast zijn exemplaren bekend van de Adriatische Zee en van Californië. Er is geen enkele aanleiding om te denken dat de Golfbrekeranemoon niet van oorsprong Europees is. In de wetenschappelijke beschrijving (Stephenson, 1925), die weliswaar betrekkelijk recent is, staat dat de soort al langer op de eerste vindplaats Plymouth) aanwezig was. Vondsten buiten Europa zijn daar vermoedelijk door menselijk toedoen terecht gekomen. Jonge exemplaren van de Zeeanjelier kunnen soms lijken op Golfbrekeranemoontjes. Ze kunnen in hetzelfde leefgebied voorkomen. Er is echter één duidelijk verschil. Het heeft te maken met de manier waarop deze zeeanemonen hun tentakels intrekken. De Zeeanjelier doet dat altijd langzaam, terwijl, ook jonge, Golfbrekeranemonen het met een schok doen waardoor dikwijls de zuil als het ware knakt. De Golfbrekeranemoon is één van de soorten die vechttentakels kunnen vormen. Dat zijn verlengde tentakels die voor een vijand, die ermee in aanraking komt, dodelijk kunnen zijn. Het is de vraag of alle soorten die zulke tentakels hebben, ze ook gebruiken om te vechten. Vechttentakels worden, bij de Nederlandse soorten in elk geval, nooit gebruikt om prooien te vangen. De oude naam "vangtentakel" is waarschijnlijk onjuist. Om zich te verdedigen hebben de meeste Nederlandse zeeanemoon soorten ook nog"zogenaamde acontiën. Dat zijn draadvormige aanhangsels van de tussenschotten in de maagholte, die bijzondere netelkapsels bevatten. Zij kunnen uitgestoten worden door de mondopening, maar veel vaker gebeurt dat via de hiervoor genoemde 74 'Jauna 5^'eeianaica

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2005 | | pagina 78