m
Zuid-Holland en in de Waddenzee op
golfbrekers, havenwerken, e.d., zo'n 20
cm hoog worden. In de Grevelingen is
de soort zeldzamer en blijft er kleiner,
niet veel hoger dan 7 cm. Dit geldt
ook voor het Veerse Meer. Om goed
te gedijen zijn,stroming en een grote
aanvoer van plankton van belang.
Deze ontbraken tot voor kort in de
Grevelingen, maar sinds een paar jaar is
er o.a. weer een kleine, ogenschijnlijk
tamelijk stabiele populatie op de pijlers
van het gemaal bij Dreischor.
In het verleden werden een paar
vormen beschreven die afwijken van
de "standaard"-vorm, op de eerste
plaats qua afmetingen. Het is goed te
weten dat er bij lagere zoutgehaltes
en onder omstandigheden van karige
aanvoer van voedsel kleinere, slankere
Zeeanjelieren met minder tentakels
kunnen bestaan. De vroeger beschreven
vormen zijn waarschijnlijk niets
anders dan zulke kommervormen (die
soms een verrassende overeenkomst
met golfbrekeranemonen vertonen).
Zij ontwikkelen zich onder de
hiervoor genoemde omstandigheden
zoals die zich kunnen voordoen in
de Grevelingen, op de binnenkant
van gezonken caissons en in
scheepswrakken, e.d. Vechttentakels
ontwikkelt de Zeeanjelier in Nederland
veel minder vaak dan bijvoorbeeld de
Golfbrekeranemoon. Je behoort tot de
gelukkigen of tot de doorzetters, als je
zulke tentakels in zee waarneemt.
Slibanemoon
Sagartia troglodytes,
Johnston, 1847)
De zuil is normaal gesproken 5 cm
hoog bij een doorsnede van enkele
centimeters. De voetschijf is dan breed
uitgespreid, tot een doorsnede van
4 a 5 cm. Op plaatsen waar veel slib
bezinkt, kan de Slibanemoon er heel
anders uitzien. De zuil kan buitensporig
verlengd worden, tot tenminste 12 cm,
waarbij de doorsnede op sommige
plaatsen nog maar een halve cm is. De
voetschijf kan dan gereduceerd zijn
tot een doorsnede van soms enkele
millimeters. Meestal zie je alleen de
tentakelkrans, de rest zit in het slib. Het
inanemooi
Price
is de enige soort van het geslacht die
echt in slib leeft, onder de oppervlakte
vastgehecht aan een harde ondergrond,
zoals een steen of een schelp. De
zuil is crèmekleurig of grijzig; op
het bovenste deel zitten soms lichte
vlekjes of strepen en, gehecht, vaak
ook kleine stukjes schelpgruis. Rond
de mondopening staan 192 tamelijk
korte tentakels. De mondschijf en
tentakels zijn enorm variabel van kleur:
oranje, paars, wit, groen, bruin. etc.
Vaak zit er een patroon van vlekken en/
of strepen op de tentakels. Soms een
witte band dwars over de mondschijf.
77
l&efa
'tweetand
•in