inanemoom
Over een mogelijke ongeslachtelijke
voortplanting is niets bekend. Als
deze soort zich inderdaad uitsluitend
geslachtelijk voortplant, is een verband
met de grote uiterlijke variatie binnen
een populatie zeer aannemelijk. Ei-
en zaadcellen worden in het water
losgelaten. In de Oosterschelde gebeurt
dat tweemaal per jaar. Heel boeiend
is het paringsgedrag dat beschreven
is door een Zweedse onderzoeker.
De dieren, van verschillend geslacht,
zouden elkaar in de paringstij d
opzoeken, zodat zij met eikaars
voetschijven tegen elkaar zouden
staan. Daarbij zouden de wederzijdse
voetschijven een soort kommetje
vormen, waarin de geslachtsproducten
zich verzamelen. Zoiets is nog nooit bij
andere soorten zeeanemonen gezien.
Riemann-Zürneck 1969) die langdurig
slibanemonen van Noord-Duitsland
bestudeerde, heeft ook nooit iets gezien
dat hierop in de verste verte leek. En
in de Oosterschelde is zelden iets
anders te zien dan dit: Slibanemonen
houden afstand! Die afstand tussen de
individuen varieert met hun grootte.
Bij volwassen exemplaren gaat het
om een afstand van zo'n 4 tot 8 cm.
Vermoedelijk spelen vechttentakels
hierbij een rol. Dieren van enkele
millimeters groot kunnen al zulke
tentakels bezitten.
Deze soort komt voor van laag in
het intergetijdengebied tot zeker 50
m diepte. Hij leeft in slibbig zand of
slib, soms in zand of schelpgruis,
bijnaj steeds geheel ingegraven op
de tentakels en de mondschijf na. Je
vindt hem vooral in gebieden waar
detritus kan bezinken. Detritus vormt
het hoofdvoedsel van deze anemoon.
Slib en detritus blijven niet liggen op
de bodem als het flink stroomt. Bij veel
licht trekt hij zich terug in de bodem.
Van het zoutgehalte trekt hij zich niet
zo heel veel aan: hij komt zowel bij
hoge als bij lage zoutgehaltes voor.
De soort heeft een groot
verspreidingsgebied: van IJsland en
Noorwegen tot Portugal en rond de
Britse Eilanden. Er is een melding uit
de westelijke Middellandse Zee, maai
er is twijfel aan de juistheid van de
determinatie.
In Nederland is hij zeer algemeen,
vooral in Zeeland en in de Waddenzee.
Maar ook voor de Hollandse kust moet
hij veel voorkomen, want er zijn heel
veel strandvondsten bekend.
De dichtheden in de Oosterschelde - en
waarschijnlijk ook wel elders - kunnen
wel 500 exemplaren per vierkante
meter bedragen.
In Nederland komen ook de Sierlijke
- (Sagartia elegans) en de Kleine
slibanemoon (Sagartia ornata) voor. Zij
worden niet al te vaak opgemerkt en
bovendien nog steeds vaak verwisseld
met andere soorten. Raadpleeg Ates
(1997) om tot een juiste determinatie
te komen.
78
Jauna 2?ee{andica