"- moeten zijn: het duurt jaren voordat kan prooien aan die bijna zo groot zijn als de doorsnede van de mondschijf. De soort komt voor van Noorwegen tot in de oostelijke Middellandse Zee. In Nederland is de Weduweroos algemeen, vooral in Zeeland en in het bijzonder in de Grevelingen, maar ook voor de Hollandse kust moet hij veel voorkomen, want hij spoelt regelmatig aan op de stranden van Noord- en Zuid-Holland. Het lijkt erop dat deze soort in z'n hele verspreidingsgebied nergens zo veel voorkomt als in de Grevelingen. Viltkokeranemoon (Cerianthus lloydii, Gosse 1859) Viltkokeranemonen leven ingegraven in de bodem in een viltachtige koker van maximaal 20 cm lang en 1 tot 2 cm o. Dikwijls wordt beweerd dat die koker uit slijm en modder bestaat, schrijvers schrijven dat al heel lang van andere schrijvers over. De koker bestaat in werkelijkheid voor het overgrote deel uit netelkapsels van een bijzonder type, ptychocyst genaamd. Zij behoren tot de grotere netelkapsels die bij bloemdieren zijn gevonden: maximaal 113 x 43 pm. De ptychocysten van onze Viltkokeranemoon zijn kleiner, de uitgeworpen draad is echter groot genoeg om met een eenvoudige loep zichtbaar gemaakt te worden. De draden van ptychocysten van andere soorten zijn zelfs meer dan 2 mm lang. Zij zijn met het blote oog zichtbaar. Een groot aantal van zulke draden vormt de moeilijk doordringbare wand van de koker. De koker zou voor chemici een boeiend onderwerp van studie hij bederft, ook al is hij van organische oorsprong. Heel kenmerkend voor kokeranemonen zijn de twee soorten tentakels. Meestal zie je van een gezond dier alleen de randtentakels van 2 a 3 cm lang en de mondtentakels van 0,5 cm, geen mondschijf. De randtentakels staan in alle richtingen (behalve die van de bodem natuurlijk) en ze geven bij een bepaalde lichtval de indruk van vuurwerk. Bij verstoring kan de anemoon zich razendsnel in de koker terugtrekken. In Nederland is het dier zelf zelden langer dan 7 cm. De zuil is altijd saai van kleur maar die zien we toch vrijwel nooit. De kleur van de tentakels maakt veel goed: vaak doorzichtig wit of donkerbruin, maar groene, rode, gele en paarse exemplaren komen voor. Vaak vind je diverse exemplaren met uiteenlopende kleuren vlak bij elkaar. De dieren zijn tweeslachtig. Geslachtsprodukten worden in het water geloosd waar de bevruchting plaatsvindt. Vanaf maart worden de eerste stadia van de zich ontwikkelende larven, met vier korte tentakeltjes, in het plankton aangetroffen. Vermoedelijk dienen de schuimachtige balletjes onderin het lichaam om het soortelijk gewicht te verlagen, zodat de dieren blijven zweven. In de Duitse bocht groeien ze in Vil tkokeranenum 80 fauna Zeefandica

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2005 | | pagina 84