twee tot drie maanden tot een lengte van
maximaal 2 mm. (Riemann-Zürneck,
1968). Hun voedsel zou uit plantaardig
plankton bestaan. In juni zijn ze uit het
plankton verdwenen. Voordat zij tot
een bodemleven overgaan bezitten ze
meestal 7 rand- en 2 mondtentakeltjes.
In bijna alle landen rondom de
Noordzee zijn zulke larven in het
plankton gevonden, alleen niet bij ons,
voor zover bekend. Het is uitgesloten
dat zij hier niet zouden voorkomen.
Zoals hiervoor blijkt zijn ze met het
blote oog gemakkelijk zichtbaar. Is het
wachten op iemand met arendsogen?
De larven vestigen zich op
slibbodems (soms in zand of fijn
grind). Vermoedelijk gaan de jonge
dieren snel over op dierlijk voedsel,
maar over het tijdstip daarvan is
niets bekend. Volwassen dieren eten
vooral kleine kreeftachtigen, zoals
eenoog- en vlokreeftjes. Het valt op
dat er tamelijk veel bodemdiertjes bij
zijn, die af en toe uitstapjes maken.
Typisch voor kokeranemonen is de
manier waarop de tentakels gebruikt
worden bij het vangen van voedsel.
De randtentakels vangen de prooi en
brengen deze onmiddellijk naar de
mondtentakels. Het maakt nauwelijks
uit op welk deel van de randtentakel
de prooi zich bevindt: vanaf dat
deel wordt hij met een sierlijke
"zweepslag" aan de mondtentakels
afgeveegd. De randtentakel is daarna
bijna onmiddellijk in staat een andere
prooi te vangen. De mondtentakels
werken kleine prooien zo snel weg dat
je niet kunt zien wat er precies gebeurt.
Zo zie je wat er te bereiken valt met
een taakverdeling van twee soorten
tentakels. Ook de Viltkokeranemoon
heeft een groot verspreidingsgebied:
van Groenland en Spitsbergen en de
Barentszee tot in de Adriatische Zee,
op plaatsen waar zachte bodems niet
steeds door stroming omgewoeld
worden. Zijn veronderstelde totale
afwezigheid in de Waddenzee is
moeilijk te verklaren.
Voofkomen (GA)
81
Zeefauna in Zeefand