dan een meter, gevonden. Er zijn vier
mond-armen die bij jonge exemplaren
meestal min of meer evenwijdig aan
het scherm gehouden worden (Mianzan
Cornelius, 1999). Bij volwassen
dieren hangen zij onder het scherm,
vooral als ze langer zijn dan de halve
doorsnede van het scherm. Rondom is
het scherm bezet met een franje van
dunne tentakels, meer dan 1000 stuks
bij grote exemplaren, met maximale
een lengte tot ongeveer even lang als de
doorsnede van het scherm. Oorkwallen
zijn van gescheiden geslacht. De dooi
de mannetjes geproduceerde zaadcellen
komen op een of andere manier in de
vrouwtjes terecht. Bevruchting vindt
plaats in het vrouwtje, dat daarna aan
de zich ontwikkelende larve onderdak
biedt in speciale broedruimtes. In
die broedruimtes, gelegen in de
mond-armen, kunnen zich flinke
aantallen larven bevinden in alle stadia
van ontwikkeling tot aan de volgroeide
planula. Wat hierna volgt geldt in grote
mate ookvoorde andere kwallensoorten
die in Nederland voorkomen.
De gang van zaken en het uiterlijk van
de verschillende beschreven stadia
zijn het bekendst van de Oorkwal. De
voortplanting van andere schijfkwallen
dan de Oorkwal is zelden of nooit in
Nederland waargenomen of herkend.
Nadat de planula de moeder heeft
verlaten zoekt hij, met behulp van
z'n trilharen voor de voortbeweging,
een geschikte ondergrond op. Bij
voorkeur steen en schelpen, maar ook
hout, plastic en andere materialen zijn
geschikt, vooral als er schaduw is. De
larven hebben de neiging om zich in
de buurt van reeds gehechte larven te
vestigen. Uit elke planula groeit een
poliep, scyphistoma genaamd naar de
naam waaronder hij in de eerste helft
van de 19de eeuw werd beschreven.
Terzelfder tijd werden de Strobila en
de Ephyra (ook als "nieuwe" soorten)
beschreven. Al snel werd onderkend dat
Strobila en Ephyra geen nieuwe soorten
waren, maar stadia in de ontwikkeling
van schijfkwallen. Tegenwoordig is
strobila voornamelijk terug te vinden
in het werkwoord strobileren. Dit is het
proces dat de scyphistoma ondergaat,
waarbij minuscule kwalletjes
afgesnoerd worden, de ephyren. Dit
gebeurt bij de Oorkwal bij temperaturen
onder 10 graden C (Van Erp, 1958).
Vermoedelijk is een zoutgehalte van
tenminste 6 g Cl/1 nodig voor een
succesvolle voortplanting van de
oorkwal. Scyphistomae kunnen meer
dan een keer per jaar strobileren. Het
aantal per scyphistoma afgesnoerde
kwalletjes kan daardoor oplopen tot
tegen de 100 per jaar. Bovendien kunnen
de scyphistoma's zich ongeslachtelijk
vermenigvuldigen. Dat wordt
vrij zwemmende kwal - geslachtelijke generatie
gewimperde larve
jonge poliep
kwalletje
F poliep -
ongeslachtelijke generatie
89
i^eefauna in i^eetand