knopvorming en stolonisatie genoemd. Er kunnen zich op verschillende plaatsen knoppen vormen, die zich vervolgens op de ondergrond hechten waaruit nieuwe scyphistomae groeien. Ephyrae zijn prachtig om te zien, onder een microscoop (zie ook Verwey, 1949). De ephyrae van de Oorkwal zijn bij het loslaten van de scyphistoma 1,5 mm in doorsnede. Zij kunnen bij voldoende voedsel in ongeveer 3 maanden volwassen zijn. Verder kunnen scyphistoma's podocysten vormen. Dit zijn chitine-kapsels waarin reserve- voedsel kan worden opgeslagen, vermoedelijk ter overleving in voedsel- arme tijden. Uit de podocyst groeit in gunstige omstandigheden weer een scyphistoma. Jonge Oorkwallen, tot 3 cm 0, hebben een voorkeur voor kwalachtigen van andere soorten en voor viseieren en -larven die zij met hun tentakels en met behulp van netelkapsels vangen. Hun vraatzucht is enorm, hetgeen leidt tot een indrukwekkende groei als voldoende voedsel beschikbaar is. In tijden van schaarste wordt meer energie gestoken in de voortplanting. De gonaden kunnen dan al rijp zijn bij dieren van 4 cm o terwijl zij dat normaal gesproken pas zijn bij dieren die dubbel zo groot zijn. In tijden van schaarste kunnen kwallen trouwens in omvang afnemen. Volwassen Oorkwallen voeden zich met behulp van netelkapsels en trilharen die zich op het hele lichaam bevinden. Kiezelwieren, eenoogkreeftjes, raderdiertjes, trilhaardiertjes, viseieren en -larven, en larven van vele andere soorten, kortom klein planktonisch spul van uiteenlopende aard wordt buitgemaakt. In slijmachtig materiaal verpakt verplaatsen de trilharen deze prooien naar de mond. Er is weinig twijfel dat Oorkwallen voldoende van dit soort kleine prooien naar binnen kunnen werken om hun levenscyclus te voltooien en tot voortplanting te komen. Oorkwallen zijn uiterst doelmatig met deze foerageer-methode: exemplaren van 10 cm 0 kunnen 700 ml zeewater in minder dan een uur ontdoen van elke prooi in die categorie. Niettemin kunnen Oorkwallen bij gelegenheid grotere prooien, zoals andere kwallen en kleine visjes met hun tentakels en hun mondflappen vangen. De poliepen van de Oorkwal zijn opportunisten, niet alleen als het gaat om hun vestigingsplaats, maar ook ten aanzien van hun voedsel. Vrijwel alles dat niet te groot is om door de tentakels vastgehouden te worden, wordt opgegeten. Zij eten zelfs planulae, ephyrae en scyphistomae (Gröndahl, 1988) van hun eigen soort. Op hun beurt worden zij gegeten door een reeks van andere dieren, waaronder naaktslakken in het bijzonder. In onze streken zijn 't op de eerste plaats haarkwallen die bekend staan om het eten van Oorkwallen. Vele bodemdieren die de kans krijgen, zullen een Oorkwal evenmin laten zwemmen, maar het zijn vooral vissen die kwallen eten. Een voorval hoewel in tropische omstandigheden, dat Luttenberger (1981) als 'onverwacht' beschreef, illustreert dit het best. Tijdens zijn onderzoek aan rifvissen in de Rode Zee vond eenmaal gedurende een week een invasie van kwallen plaats. Vissoorten die sterk aan het substraat 90 Jauna 'eefandica

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2005 | | pagina 94