voortplanting van de Zeepaddestoel
is deels onbekend. In zee zijn nog
nooit scyphistoma's gevonden. In
elk geval vindt de bevruchting plaats
in het vrouwtje. Bij kweekpogingen
in aquaria ontwikkelden de larven
zich tot scyphistomae, maar deze
hebben nooit mooi gevormde ephyrae
afgesnoerd. De kleinste ephyrae die
in zee, bij Helgoland, gevonden zijn,
waren 2,5 mm 0. Zij waren al als
Zeepaddestoel te herkennen. Met 3 a 4
mm 0 heeft hun scherm de bolle vorm
die de volwassene kenmerkt. In 2 a 3
maanden kunnen ze een grootte van 30
cm bereiken. Gezien hun grootte aan
het eind van hun eerste seizoen, lijkt
het aannemelijk dat exemplaren van
90 cm 0 afkomstig zijn van ephyrae uit
het voorafgaande jaar.
Deze kwal is een filteraar. Je zou
de honderden kleine openingen op
de mond-armen "mondjes" kunnen
noemen. Er wordt water doorheen
gepompt, waarmee planktonisch
voedsel aangevoerd wordt. Daarbij
spelen netelkapsels een rol. Grote
prooien kan een Zeepaddestoel
niet verwerken. Hij is aangewezen
op prooien zoals eenoogkreeftjes,
pissebedden, larven van vele soorten,
borstelwormen, pijlwormen en kleinere
zeedieren. De Zeepaddestoel vangt
heel doelmatig kleine prooien uit het
water waar hij doorheen zwemt, maar
vermoedelijk kan hij ook eiwitten
rechtstreeks uit het zeewater opnemen.
Mogelijk kan de Zeepaddestoel ook
detritus als voedsel gebruiken. De
Kwalvlo Hvperia gal ba, een vlokreeft,
wordt regelmatig in de Zeepaddestoel
aangetroffen, soms in grote aantallen.
Deze vlokreeft kan zich in het hele
lichaam bevinden, maar hij voedt
zich in de eerste plaats met de
voortplantingsorganen. Keer op keer
wordt beweerd dat zeevogels, zoals
stormvogels Fulmarus glacialis),
kwallen uitsluitend belagen vanwege
de daarin aanwezige Kwalvlooien.
Vermoedelijk gebeurt dat vanuit het
achterhaalde idee dat kwallen nooit of
te nimmer als voedsel kunnen dienen
vanwege hun hoge watergehalte of hun
netelkapsels.
Harrison (1984) heeft echter
onomstotelijk aangetoond dat met
name stormvogels kwallen eten om
de kwallen. Er zwemmen vaak visjes,
zoals jonge Horsmakrelen Trachurus
trachurus) en Wijtingen Merlangius
merlangus), mee tussen de armen van
de kwal (zie ook Thiel, 1978). Het
gif van de netelkapsels, die zich op
het hele lichaam bevinden, is voor de
meeste mensen te zwak om irritaties
te veroorzaken. Niettemin zijn er
gevallen van overgevoeligheid bekend,
die, zeker bij langdurige aanraking,
konden leiden tot kortademigheid en
lichte huidontstekingen.
De soort komt voor in de Atlantische
Oceaan, van Zuid-Noorwegen en
het Kattegat tot in Zuid-Afrika, de
Middellandse Zee inbegrepen. In de
Noordzee is de Zeepaddestoel zeer
algemeen. Ook in de Oosterschelde
en, minder vaak, in de Grevelingen
komt hij voor. In juni kun je dikwijls
al kleine Zeepaddestoelen van minder
dan 4 cm 0 zien zwemmen. De
grootste exemplaren zijn in de late
herfst te bewonderen, tot in december
aan toe.
92
Jawna "Zeefandica