ZWERVENDE HE1DEL1BEL Sympetrum fonscolombii BIOTOOP GEDRAG IN ZEELAND 1 22 fauna Icelandic a De Zwervende heidelibel is aan de grijsblauwe onderzijde van de ogen en de roze-rode (manne tjes) of gele (vrouwtjes) vleugeladering te herken nen. Ze heeft ook een in grootte variabele oranje basisvlek op de vleugels. Deze soort maakt vaak een paarsige indruk, met name door de schittering van de vleugels (bij uitgekleurde exemplaren). Ze vliegt gemiddeld vroeger in het seizoen dan de andere heidelibellen. Deze soort heeft in Europa een zuidelijke verspreiding. Voor 1996 waren er in Nederland slechts een tiental waarnemingen. In 1996 was er ineens een flinke invasie. Ook alle jaren daarna waren er waarnemingen, maar wel beduidend minder dan in 1996. De soort heeft in Nederland een voorkeur voor ondiepe, warme, stilstaande, tijdelijke of jonge plassen en poelen, met weinig vis en waterplan ten, en met kale oevers. Het is een uitgesproken pioniersoort. De Zeeuwse vindplaatsen wijken hier niet vanaf. Het gedrag lijkt wel wat op dat van de Gewone oeverlibel. Mannetjes zijn territoriaal bij de voortplantingswateren. Ze zitten vaak op een uit stekende stengel, tak of op de grond. Van daaruit maken ze regelmatig vluchten over het water. De vrouwtjes zijn veel minder vaak bij het water te zien. Het jachtgebied bevindt zich soms ook ver van het water, op warme plaatsen. De larven kun nen binnen één zomer uitsluipen. Vrij zeldzaam, heeft invasies, waarna populaties vrij lang kunnen standhouden. Tot de invasie van 1996 was er in Zeeland slechts één waarneming, namelijk 7 mannetjes bij de Schelde-Rijn-verbinding bij Rilland op 15 juni 1995. Bij de invasie van 1996 zijn er alleen die ren in Zeeuws-Vlaanderen waargenomen. Vanaf 2000 waren er opnieuw waarnemingen buiten Zeeuws-Vlaanderen, hoewel de soort in Oost- Zeeuws-Vlaanderen steeds veel algemener bleef dan in de rest van de provincie. Vanaf de invasie van 1996 werd de soort bijna ieder jaar opnieuw waargenomen. Met uitzondering van St. Philips- land is de Zwervende heidelibel inmiddels in alle delen van de provincie gesignaleerd. Het maxi male aantal dat op een plek tegelijk is gezien is 26 dieren. De Zeeuwse dieren kunnen zowel lokale uitsluipers als zwervers vanuit zuidelijke streken zijn. In 1996 zijn er direct ook larven gevonden, een bewijs van voortplanting. Daarbij zijn er in de provincie ook een aantal waarnemingen gedaan van heel verse exemplaren. Rondom Clinge en St. Jansteen is al jaren achtereen een grote popula tie aanwezig, daar lijkt in ieder geval regelmatig voortplanting te zijn. Vanaf 2003 werden ook vers uitgeslopen exemplaren waargenomen op Zuid-Beveland en Walcheren. Vroegste waarneming 14 mei (2000), laatste waar neming 15 oktober (2001).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2007 | | pagina 126