i
y.
IN ZEELAND
114 waarnemingen
wk 10
juli oktober
maart
Zwarte heidelibel
1-2
3-10
V
nen. Ze vliegt vaak laag over de grond en nog niet
uitgekleurde exemplaren kunnen vaak gevonden
worden op beschutte veldjes.
De hoogste aantallen worden laat in de zomer
bereikt, waarschijnlijk pas aan het einde van
augustus. Het zou kunnen dat soms de piek in
Zeeland vroeger valt. Dit kan gebeuren als er een
sterke influx van elders plaatsvindt, met name als
er door mooi weer in het begin van de zomer veel
individuen tegelijk uitsluipen en daardoor ruim
tegebrek ontstaat.
Vrij algemeen, op de meeste plaatsen alleen als
zwerver.
De Zwarte heidelibel is in Zeeland niet algemeen,
maar kan in sommige jaren massaal als trekker
voorkomen. Voor deze soort geldt dat ze gevon
den kan worden als zwerver in vrijwel ieder bosje
of stadspark. In hoeverre voortplanting plaats
vindt in onze provincie is onduidelijk. Het is aan
nemelijk dat de soort zich behalve in de duinen
en het zuidoosten ook in vijvers kan voortplan
ten, maar waarschijnlijk is dit slechts op enkele
plaatsen het geval. Eiafzet is zelfs in plasjes in
de schorren van Saeftinghe waargenomen, maar
voortplanting is daar ten ene male onmogelijk
door het hoge zoutgehalte. Op Walcheren was
rond 1985 jaren achtereen een populatie aan
wezig te Breezand, Vrouwenpolder. Enkele jaren
later werd daar vlakbij een, nog steeds standhou
dende, populatie aangetroffen in Oranjezon.
Vroegste waarneming 1 juni (2002), laatste waar
neming 30 oktober (1999).
Van deze soort is bekend dat mannetjes en vrouw
tjes een verschillende richting in hun "zwerfdrang"
hebben: mannetjes zuidwaarts en vrouwtjes noord
waarts. Het ontstaan van een dergelijk fenomeen kan
worden verklaard vanuit de verschillen in voordeel
voor mannetjes en vrouwtjes. Deze theorie is afkom
stig van Nico Michiels, een Belgische onderzoeker,
die grote vliegkooien over bomen, struiken, plasjes
e.d. plaatste. Het viel hem op dat er een verschil
was tussen de aantallen mannetjes en vrouwtjes die
tegen het doek van de noord- en dat van de zuid-
wand opvlogen. Hij verklaart dit als volgt: vrouwtjes
die al gepaard hebben (bijna alle geslachtsrijpe) heb
ben er voordeel bij om naar gebieden te vliegen waar
de competitie minder is, dus naar de noordgrens van
het verspreidingsgebied. Mannetjes hebben er voor
deel bij om te trekken naar gebieden met een hogere
dichtheid aan vrouwtjes, dus het zuiden.
In de delen van Zeeland waar voortplanting onwaar
schijnlijk lijkt, zou het daarom interessant kunnen zijn
om de sexe-ratio te bepalen. Binnen het atlasbestand
is de sexe-ratio 123 mannetjes tegen 60 vrouwtjes,
Libellen in Zeeland 125