ZEELAND: NOG STEEDS EEN EILANDENRIJK? Hoofdstuk 3 handelt over de typerende libellen- biotopen in Zeeland. In de Zeeuwse Deltawate ren mengt zout water met zoet en dat creëert brak water met uiteenlopende zoutgehaltes. Dit kenmerkt de delta van Schelde en Maas. De (voormalige) eilandenstructuur brengt veel isola tie van zoete biotopen met zich mee. Voor veel libellensoorten vormen grote wateroppervlakten een barrière. Daarmee is een deel van het type rend verschijnsel verklaard dat ten zuiden van de Westerschelde andere soorten rondvliegen dan daarboven, zie de box over stuwing in hoofdstuk 3. In dit hoofdstuk wordt ook iets uitgelegd over de vier hoofdbiotopen in Zeeland, namelijk de biotopen buitendijks, op duinzand, op zeeklei en op dekzand. Inhoudelijk zijn hierbij de volgende vragen inte ressant: In hoeveel hokken komt een soort voor? In hoeveel hokken wordt voortplanting aanne melijk geacht? Welke biotoop-gegevens spelen een rol bij de voortplantingskansen? U vindt dit terug in zowel de tekst als de opge nomen tabellen. DDBBEN OVER KLEOREN In hoofdstuk 4 zijn de libellen ingedeeld in groe pen die onderscheiden zijn op grond van kleur en verwantschap. Allereerst is er een algemene intro-pagina met foto's van vertegenwoordigers van deze groepen. Per groep vindt u dan één of twee pagina's met foto's van de betreffende soorten. Dit kan u helpen een libel op naam te brengen.Deze nieuwe invalshoek is voortgeko men uit een wens van vele vlinderaars, die er aan gewend zijn dat vlinders vanaf het uitkomen uit de pop eenzelfde kleur houden. Bij libellen ligt dat beduidend anders: elke libel die uitsluipt uit de larve begint met weke, zachte kleuren als licht groen en geel of lichtbruin. De verkleuring ver loopt vervolgens geleidelijk. De Zwarte heidelibel is een sprekend voorbeeld hiervan. Deze begint vanaf het uitkomen als lichtgroenig met bruine banden op het borststuk. Na een minimum aantal zonuren in een week of twee is de kleur geel- oranje dominant. Pas na een aantal weken begint de kleur zwart er langzaam doorheen te komen, voornamelijk bij de mannetjes. Later in de zomer zie je in het veld de volledig zwarte heidelibel- len. Een bruin gekleurde juffer is niet perse een Bruine winterjuffer, maar kan vervelend genoeg een gewoon Lantaarntje zijn, in zowel de begin fase als in haar eindfase van verkleuring. Dit pro ces van verkleuring wordt uitvoeriger beschreven in hoofdstuk 1 'Hoe leven libellen'. Of een Iibellensoort ergens is gezien als zwer ver, dan wel als voortplanter, is ook van invloed geweest op de indeling van hoofdstuk 4. De zwer vers, die slechts één tot vijf keer werden waar genomen, kregen een halve pagina omschrijving met slechts één foto, terwijl de 'blijvers' een hele pagina, soms twee pagina's kregen. OVER DE STIPPEN KAARTJES: Bij elke soortbespreking is een stippenkaart opge nomen. In de achtergrond is een indruk gegeven van de biotopen: twee kleuren geel voor zand-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2007 | | pagina 13