VLIEGERS EN Z1TTERS diging. Libellen kunnen dus tamelijk goed kleu ren zien, omdat ze vier of bij sommige soorten zelfs vijf typen lichtcellen hebben. De mens heeft er drie, die gevoelig zijn voor licht van bepaalde golflengtes. Libellen kunnen hierdoor ook, net als vele andere waterinsecten, wateroppervlakten herkennen omdat het weerkaatste licht horizon taal wordt gepolariseerd. Voor het omzichtig benaderen van libellen, bij voorbeeld voor de fotografie, is het daarom van groot belang donkere kleding (en net) te dra gen, die correspondeert met de waargenomen donkere onderste helft van de omgeving. Als we daarbij heel traag bewegen - 'het nabootsen van een knotwilg of wuivend riet aan de waterkant' - kunnen we de meeste libellen wel dicht bena deren. In algemene zin gebruiken we de naam libellen voor zowel de grotere als de kleinere soorten, maar juffers, de slanke, dunne soorten, kunnen apart worden benoemd. In feite zijn het twee onderorden namelijk: - de gelijkvleugeligen of Zygoptera vormen de groep van kleine dunne juffers die als kenmer ken hebben: de ogen raken elkaar niet; de voor- en achtervleugels zijn gelijk van vorm èn gesteeld èn in rusthouding altijd naar achteren gevouwen. - de 'ongelijkvleugeligen' of Anisoptera zijn de grote libellen en hebben als voornaamste ken merken: de ogen raken elkaar bovenaan de kop, behalve bij de familie rombouten; de vleugels zijn ongelijk: de achtervleugels zijn breder aan de basis; beide vleugelparen staan altijd wijduit gespreid en loodrecht op het lichaam. In gedrag bestaan er onderling vele verschillen tussen de twee onderorden van de Juffers en de Libellen, maar in grote lijn kan gezegd worden dat de grote libellen betere vliegers zijn en de meeste kleine juffers in kleinere territoria vlie gen. Een handig onderscheid is dat van de zitters en de vliegers; deze indeling wordt gemaakt in de "De Nederlandse libellen" (deel 5 Fauna van Nederland). De kleinere juffers horen als hele groep eigenlijk tot de zitters, ook al kennen ze wel onderscheid in een actieve zithouding, klaar om te jagen en een passievere, verticale 'hanghouding', om te rusten. Bij de grote libellen zijn de vliegers een groot deel van de dag in de lucht, zeker bij mooi weer. Ze zit ten dan nauwelijks. Bijvoorbeeld de Grote keizer- libel vliegt vrijwel de hele dag rondjes boven zijn territorium, glazenmakers vliegen voortdurend patrouillerend langs rietkragen of bosranden en bronlibellen zweven voortdurend vlak boven het stromende water. Als ze gaan zitten dan hangen ze verticaal in rusthouding.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2007 | | pagina 16