JJ lih GEWONE OEVERLIBEL Orthetrum cancellatum >k A lex Wieland BIOTOOP GEDRAG 168 Fauna ZeeCandïca hi 1 v fcJp Mannetje De Gewone oeverlibel dankt haar naam aan de locatie waar deze libel tijdens de voortplantingspe- riode het meest prominent aanwezig is. Op mooie zomerse dagen leveren ze langs de oevers een fraai schouwspel. Het achterlijf van de mannetjes is blauw berijpt en heeft vooral aan het eind veel zwart. Ook het borststuk is zwart. De vrouwtjes en de jonge mannetjes zijn geel. Het borststuk van de oudere vrouwtjes is bruin. Over het achterlijf van de vrouwtjes lopen over de gehele lengte twee donkere strepen, met op de segmentranden donkere verbin- dingsstrepen. De Gewone oeverlibel kan in Zeeland verward worden met de Platbuik. Deze heeft ech ter een breed en afgeplat achterlijf en twee bruine vlekken aan de basis van de voor- en achtervleugels. De grootte van de Gewone oeverlibel varieert van 45 tot 50 mm. Het voorkeursbiotoop bestaat uit middelgrote en grote wateren met flauw oplopende, zandige oevers die volop door de zon beschenen worden. Onbe groeide oevers en overhangende of drijvende tak ken zijn belangrijke locaties vanwaar mannetjes het territorium in de gaten houden op eventuele indrin gers. Bij gebrek aan zandoevers, zoals in Oranjezon/ Walcheren, nemen wandel- en fietspaden met gras of stenen deze functie over. De Gewone oeverlibel stelt geen hoge eisen aan de waterkwaliteit. In voedselrijke en licht brakke wateren kunnen ze zich in mindere mate ook voortplanten. Nieuwe bioto pen kunnen snel gekoloniseerd worden. De mannetjes van de Gewone oeverlibel verto nen territoriaal gedrag. Mannelijke soortgenoten of andere libellen worden weggejaagd. Boven het water worden spectaculaire luchtgevechten uitge voerd, soms met meerdere mannetjes tegelijk. Ze schieten dan als pijlen over hun favoriete voort- plantingswater. De mannetjes proberen hiermee concurrenten uit hun territorium te verjagen om een zo groot mogelijke kans te maken op paring met aanwezige vrouwtjes. De paring vindt meestal plaats in de vlucht, maar soms ook op de oever. Na de paring zet het vrouw tje de eitjes af op het wateroppervlak in de omge ving van waterplanten. Na circa zes weken komen de eitjes uit. De larven leven in de modder of tus sen plantenresten. Afhankelijk van de hoeveelheid voedsel en de watertemperatuur duurt de larven- fase 2 tot 3 jaar. De uitsluipende larven klimmen in plantenstengels in de omgeving van het voortplan- tingsbiotoop, soms op enige afstand van het water. Bij een geschikt biotoop kan het gaan om vele tientallen exemplaren die tegelijk uitsluipen. Jonge libellen verblijven tijdens de rijpingsfase enkele

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2007 | | pagina 172