III I 4HI WM' 10 wk 10 maart 20 mei 30 juli 31 waarnemingen 40 oktober Rasromtoout 1-2 3-10 >10 liggende periode echt weg geweest is, is onzeker, omdat in die periode relatief weinig geïnventa riseerd werd. In de periode 2000 t/m 2005 bleek deze libel ook in de wijdere omgeving aanwezig, zoals in de Clingse bossen, Hulst en de strook vanaf St. Jansteen tot en met Heikant. Het maxi male aantal exemplaren dat in deze periode in één gebied geteld is 8 (bos St. Jansteen). In 2004 was de soort ook aanwezig net iets zuidelijk van Axel. Het vroegst vliegende dier werd opgemerkt op 10 mei 2000, het laatste exemplaar werd genoteerd op 1 augustus 1984. Verreweg de meeste dieren vlogen echter in de tweede helft van mei en in juni. Hoewel er ooit maar één larve gevonden werd (25 maart 1982, Kriekeputten), lijkt het wel zeker dat de soort zich op de dekzandstrook zui delijk van Hulst, regelmatig voortplant. De grote regelmaat waarmee in verschillende jaren ach tereen op dezelfde plaatsen Plasrombouten aan getroffen worden, maakt dat waarschijnlijk. Vroegste waarneming 10 mei (2000), laatste waar neming 1 augustus (1984). 171

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2007 | | pagina 175