LEVEN BOVEN EN ONDER WATER
De zitters daarentegen maken vanaf een tijde
lijke zitplaats korte vluchten om een prooi te
verschalken of een rivaal te verjagen. De zitposi-
tie is dan horizontaal, zodat actief rondgekeken
kan worden of zich een vrouwtje aandient of een
rivaal. De families van de heidelibellen, witsnuit-
libellen en korenbouten worden gerekend tot
deze groep.
Het leven in twee fasen, namelijk onder en boven
water, stelt de libellen in staat om overlevings-
risico's te spreiden en dat is wellicht mede de
reden voor hun succesvolle voortbestaan als
groep. Er zijn van libellen zeer oude vondsten
bekend. Meganeura monyi is een prehistorische
libel uit het Laat-Carboon (zo'n 300 miljoen jaar
geleden) die leefde in de moerassen van Europa
en wellicht ook Noord-Amerika. Dit dier was met
een lengte van 40 cm en een spanwijdte van 70
cm waarschijnlijk het grootste insect ooit. Mega
neura was een roofdier dat zich voedde met
andere insecten, hagedissen en kleine amfibieën.
Volwassen libellen zien we vooral cirkelen en
zweven boven het water van plassen, sloten en
beken. Toch vliegen ze ook ver van het water
vandaan en zien we ze langs bospaden, op open
plekken en vliegen ze soms, vooral in het najaar,
huizen binnen. Deze exemplaren zijn vaak de
groengekleurde vrouwtjes van de Blauwe gla
zenmaker die op zoek zijn naar kleine poeltjes in
tuinen, maar ook de Paardenbijter vertoont zich
regelmatig binnenshuis.
Libellen leven slechts een deel van hun bestaan
boven water, namelijk tijdens de zomermaan
den. Afhankelijk per soort is dit 4 - 8 weken. De
larve leeft onder water, afhankelijk van de soort
is dat 1 - 5 jaar. De gedaanteverwisseling wordt
onvolledig genoemd, omdat een popstadium
ontbreekt. De larve gaat meteen over in de libel-
vorm. Verderop zullen we deze cyclus helemaal
beschrijven. Ook al zien we de hele zomer libellen
en juffers, de meeste soorten vliegen niet die hele
Larve heidelibel
periode, maar slechts enkele weken daarvan. Van
elke soort zijn de specifieke vliegtijden inmiddels
onderzocht en bekend. Deze vliegperiode vari
eert sterk per soort en de levensduur wordt door
meerdere factoren bepaald, zoals temperatuur,
predatie (jacht), weer en voedselaanbod. De zeer
algemene soort Lantaarntje vliegt waarschijnlijk
het langst tijdens de voorjaar, zomer- en herfst-
periode, waarbij zowel aan het begin als aan het
einde van die vliegtijd nog individuen uit hun lar-
venhuid kruipen. Ook al zien we ze dus de hele
zomer vliegen, het zijn niet steeds dezelfde indi
viduen.
SEX IN DE SLOOT EN IN DE LLICHT
De paring van libellen en juffers vindt plaats in
een kenmerkende vorm, het paringswiel ofwel
hartje. Het mannetje heeft aan het begin van
zijn achterlijf op segment 2 een holte waarin het
sperma wordt bewaard. Het vrouwtje heeft aan
het einde van haar achterlijf op segment 9, een
uitsteekseltje of 'doorn', die past in zijn holte.
Hiertoe kromt zij haar achterlijf onderlangs naar
voren. Hij heeft haar tijdens of na de vlucht met
zijn achterlijfsaanhangselen doortastend bij haar
Turven'- de aanhechtingsplekken achter haar
ogen - gepakt, waar zijn 'tangen' soortspecifiek
op passen. Ook de genitaliën passen soortspeci
fiek in elkaar, waardoor bastaardering van soor
ten wordt vermeden.
Tijdens veelvuldige veldobservaties werd vast
gesteld dat gewoonlijk het vrouwtje wat verder