5. VERANDERINGEN IN DE ZEEUWSE L1BELLENFAUNA Rienk Geene en Lueien Calle ZEELAND, VAN OUDSHER EEN LI BELLEN PARAD IJS? Er is haast geen diergroep te bedenken waar bij verschuivingen in verspreidingspatronen zo spectaculair hard zijn gegaan als bij de libellen. In 1987 schreef de NJN (Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie) dat Zeeland geen Libeldo rado was. Het was een terechte constatering, maar... sindsdien is er erg veel veranderd in de Zeeuwse libellenfauna. Momenteel zijn er 46 soorten bekend uit de provincie Zeeland, tegen 24 in 1987. Veel soorten hebben bovendien een veel wijdere verspreiding dan twee decennia geleden. In 1998 waren uitZeeuws-Vlaanderen al 33 soor ten bekend. Desalniettemin blijft Zeeland echter relatiefarm aan libellen. Wie op een zomerse dag in de jaren tachtig van de vorige eeuw een fietstocht maakte door de Zeeuwse polders, trof daar maximaal een handvol soorten aan. Het Lantaarntje, de Gewone oeverli bel en de Paardenbijter en hier en daar nog eens een verdwaalde heidelibel. Daarmee was de koek al een heel eind op. Een herhaling van dezelfde fietstocht anno 2006 levert al snel een veelvoud aan soorten op. Overigens is de positieve trend geen exclusief Zeeuws verschijnsel. In Nederland als geheel hebben zich in de jaren '90 (van de vorige eeuw) ook enorme positieve veranderin gen voltrokken. Verderop in dit hoofdstuk wordt ingegaan op de achterliggende redenen voor deze veranderingen en worden ze beschouwd vanuit Zeeuws perspectief. Om te kunnen bepalen of de soorten van Zee land voor- of achteruit zijn gegaan, proberen we een zo groot mogelijke periode te overzien. We beginnen met een terugblik in een ver verleden, een stukje geschiedenis. Waarschijnlijk lijkt de soortenlijst op dit moment meer op die van Zee land in een ver verleden dan op het eerste gezicht logisch lijkt. In een ver verleden was Zeeland voor grote delen een zoet/brak moeras. In die tijd (ver voor Christus) was er een uitgestrekt laagveen met plaatselijk hoogveenvorming en een lage duinenrij (strandwallen) met zoete duinvalleien. Het hoogtepunt van de verspreiding van recent laag- en hoogveen in Zeeland was in de periode 750 v Chr., tot ca. 200 na Chr, tijdens de vorming van het zogenoemde Hollandveen. In die tijd was Zeeland waarschijnlijk weldegelijk een Libeldo rado. Het landschap veranderde door een sterke stij ging van de zeespiegel, waardoor het gebied weer onder invloed van de zee kwam. Er zijn ver moedens dat hier in die periode zelfs een nieuwe bijensoort is ontstaan: de Schorzijdebij. De koe koeksbij die op de Schorzijdebij parasiteert is de Schorviltbij. Deze zeldzame viltbij is nooit buiten de delta gevonden en draagt de naam Eupeolus tarsalis rosenburgensis. Hierin kunnen we zelfs de vindplaats in de Delta herkennen: Rozenburg. Dit geeft aan hoe uitgebreid en langdurig de Delta een geheel eigen karakter heeft gehad. Dit alles speelde zich af voordat de mens zijn greep verstevigde op het landschap. In die vroege tijd moeten soorten als de Zwarte heidelibel en de Gewone pantserjuffer uitermate algemeen zijn geweest in Zeeland. Ook meer zeldzame soorten zoals de Gevlekte witsnuitlibel en Smaragdlibel 178

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2007 | | pagina 182