MOGELIJKE VERKLARINGEN
TEN AANZIEN VAN DEZE
VERANDERINGEN
VERZOETING
Libellen zijn zeer mobiel (goede vliegers) en
betrekkelijk gevoelig, vooral voor de kwaliteit
van het water, waarin ze als larven leven. Beide
eigenschappen maken dat deze dieren snel op
veranderende milieuomstandigheden kunnen
reageren. Talrijke factoren zijn aan veranderingen
onderhevig. Als mogelijke oorzaken voor de snelle
toename kunnen de volgende oorzaken worden
genoemd, ze worden hieronder kort toegelicht:
Verzoeting
•Verbetering waterkwaliteit
Verhoging waterpeilen
Klimaatverandering
Uitbreiding natuur
Aanleg tuinvijvers
Onbedoeld transport
Het water in grote delen van Zeeland is van oor
sprong zout of brak. Het zout zit in de bodem, in
klei en vooral ook in veen. Daar waar zoet water
vermengd wordt met het water uit een veenlaag,
kwelt brak water omhoog. Vrijwel geheel Zee
land heeft zout in de bodem. De sloten hebben
daardoor zout of brak water. Alleen de situatie
in de duinen en in delen van Zeeuws-Vlaanderen
is zoeter.
Naast het zout dat van oudsher aanwezig is, is
er ook een constante nieuwe aanvoer met de
kwelstromen onder de dijken door. Vooral langs
de randen van de kanalen en zeearmen treedt
dit op. Deze kwelstromen zijn plaatselijk aan
wezig en beïnvloeden het grootste gedeelte van
Duiveland, Tholen en Sint Philipsland. Op Zuid-
Beveland speelt dit een minder grote rol en in
Zeeuws-Vlaanderen en op Walcheren is dit effect
het meest beperkt.
Een extra hoeveelheid zout bleef in de polders
achter na de watersnoodramp. Zoet regenwater
spoelt zout echter weg uit de bodem. Deze uit
spoeling gaat veel sneller dan de verzilting door
de kwelstromen. Het Zeeuwse polderland is dus
aan het verzoeten. Daarnaast wordt in sommige
gebieden (Tholen, Zuid-Beveland) zoet oppervlak
tewater ingelaten ten behoeve van de landbouw.
Ook sommige andere beheersingrepen versnellen
de verzoeting nog eens extra. Bijvoorbeeld het
streven naar hogere grondwaterpeilen en het
vasthouden van grotere hoeveelheden zoet water.
Zoet water is lichter dan brak water, het drijft
dus bovenop. Een grotere hoeveelheid zoet water
geeft een grotere tegendruk aan de kwelstromen,
zodat deze minder snel kunnen opborrelen.
De larven van bijna alle soorten libellen kunnen
slecht tegen brak water. Uitzonderingen hierop
zijn o.a. een aantal soorten die in opmars zijn
zoals: de Vuurlibel, de Zuidelijke glazenmaker en
de Tengere grasjuffer. Dit zijn dan ook soorten
waarvan een verdere toename verwacht zou kun
nen worden. De pionier 'pur sang' de Zwervende
heidelibel zou ook in dit rijtje thuis kunnen horen.
Maar de verzoeting die nu in Zeeland plaatsvindt,
is voor bijna alle libellensoorten gunstig. Talrijke
soorten breiden zich nu over het Zeeuwse pol
derland uit.
VERBETERING WATERKWALITEIT
De laatste jaren wordt er veel werk gemaakt
van de verbetering van de waterkwaliteit. De
invloed van deze verbeteringen wordt op veel
plaatsen in Zeeland gemaskeerd door het effect
van zout in het oppervlaktewater. Verbeteringen
worden onder andere bereikt door sanering van
vervuilende bronnen in het buitengebied en het
opschonen van vervuilde waterbodems. Ook de
hoeveelheid voedingsstoffen en insecticiden die
via de landbouw in het milieu komen neemt sterk
af. Deze verbeterde waterkwaliteit heeft in heel
Nederland een aantal soorten spectaculair doen
toenemen o.a. de Rivierrombout en de Weide-
beekjuffer. In deze gevallen speelt de zuurstof
huishouding van het water een belangrijke rol.
Uiteraard heeft ook in Zeeland een verbetering
(meer zuurstof) een positief effect op de libel-
189