ALLEEN TOENAME? AANLEG TU1NV1JVERS Tuinvijvers zijn vrijwel altijd zoet en hebben meestal een redelijke waterkwaliteit. Vaak heb ben deze vijvers het jaar rond een vaste en hoge waterstand, al dan niet bijgevuld uit de kraan. Veel soorten libellen vinden hier hun voortplan- tingsbiotoop. De aanwezigheid van vis kan daar bij echter wel een flinke beperking vormen. De sterk toegenomen vrije tijd en koopkracht van de mensen heeft geleid tot een flinke groei in het aantal tuinvijvers. Het spreekt voor zich dat vooral in de zilte delen van Zeeland tuinvijvers de libellenfauna positief beïnvloeden. Een soort als de Vuurjuffer heeft flink van tuinvijvers gepro fiteerd. ONBEDOELD TRANSPORT Met het transport van waterplanten kunnen ook libellenlarven verplaatst worden. Zo kon het voorkomen van tenminste twee zeldzame soorten verklaard worden. In IJzendijke werd kort nadat er een vijver met Krabbescheer aangelegd was een Groene glazenmaker in de directe omgeving opgemerkt. En op een drietal plaatsen in Zeeland bleken plotseling Koraaljuffers voor te komen, nadat er nieuwe vijvers met turfblokken waren aangelegd. De Groene glazenmaker is in Zeeland vooralsnog kansloos door het ontbreken van Krab- bescheervegetaties van voldoende grootte. Maar de Koraaljuffer heeft populaties aan de rand van Zeeland. Ze krijgt op deze manier een flinke steun in de rug om ook in Zeeland populaties op te bouwen. Het valt te bezien of de binnenduinrand tegenwoordig met vele tuinvijvers een gebied is waar deze soort zich kan handhaven. Tot zover is het een succesverhaal. Zijn hiermee nu alle problemen opgelost en kunnen we tevre den achterover gaan leunen? Helaas, dat is nog lang niet het geval. Want naast de verbetering van de kwaliteit van de meest vervuilde wate ren, staat een verdere afname van de kwaliteit van de meest voedselarme wateren. De meest kwetsbare systemen hebben veel last van eutro fiëring, vooral door depositie van meststoffen via de lucht. De kwetsbare libellensoorten staan daarom ook in Zeeland nog sterk onder druk. Er is een hele rij soorten die in Zeeland al geruime tijd voorkomt en nog steeds erg wankele popu laties heeft. We noemen hier Glassnijder, Bruine glazenmaker, Smaragdlibel en Plasrombout, soor ten die elk moment uit Zeeland zouden kunnen verdwijnen. Er blijft voorlopig nog veel werk te verzetten. Samenvattend kan gesteld worden dat de libellen- fauna van Zeeland veel soortenrijker is geworden. De aantallen waarnemingen zijn ook sterk toe genomen en daarmee de kennis over de Zeeuwse fauna. Een flink aantal soorten neemt in versprei ding en qua aandeel binnen de Zeeuwse libellen- fauna, sterk toe. De libellenfauna is dus veel geva rieerder geworden. Tenslotte zijn er in de toekomst ook voor zeldzamere soorten zoals de Glassnijder kansen in Zeeland. Maatregelen ter verbetering van de Zeeuwse libellenfauna kunnen zijn: onder andere verbetering van de waterkwaliteit, aanleg van zoetwater partijen in de bebouwde kom, en aanleg van zoete natuurontwikkelingsgebieden. Daarnaast zou klimaatverandering een positief effect kunnen hebben en een aantal zuidelijke en zouttolerante soorten kunnen helpen bij het ver overen van onze provincie. 192

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2007 | | pagina 196