6. LIBELLEN EN HUN NAAM Chiel Jacobusse Anders dan vogels of planten hebben de meeste libellen geen volksnamen waaruit geput is bij het vaststellen van een officiële Nederlandse naam. Net als andere insecten wekten libellen waar schijnlijk maar matige interesse bij onze voorou ders. In die zin heeft het overgrote deel van de soor ten een 'gekunstelde' naam. Deze namen zijn in 1981 in een hoofdelijke stemming met Belgische en Nederlandse Iibellenliefhebbers vastgesteld. Daarbij zijn min of meer ingeburgerde namen als vlekhengst, wereldstruiner en nat-net-libel afge vallen. Van de weinige volksnamen die er zijn, verwijzen er enkele naar veronderstelde eigen schappen of gedrag. Namen als wrattenbijter, Paardenbijteren donderbout verwijzen naar ach terhaald volksgeloof en getuigen - anders dan tal van vogelnamen - niet van een diepgaand inzicht in het gedrag of de biologie van libellen. Wellicht dat bijter, net als de latijnse naam Odonata ver wijst naar de krachtige monddelen. De in Oost- Zeeuws-Vlaanderen gevonden naam spellemao- ker, verwijst net als andere namen waarin speld, naald, naaier of bout voorkomt naar de slanke vorm van libellen. De volksnaam spekvreter kan worden opgevat als ironische verwijzing naar het 'magere' achterlijf. (Glas-) snijder is een voor de hand liggende metafoor voor een dier dat op het wateroppervlak loopt. De algemeen vastgestelde Nederlandse namen zijn verder van recente oorsprong en ze verwijzen veelal naar eigenschappen als kleur (Blauwe en Groene glazenmaker, Bruine korenbout etc.), tekening (Viervlek, Bandheidelibel), formaat (Dwergjuffer, Tengere grasjuffer, Grote en Kleine roodoogjuffer) of vorm (Zadellibel, Breedscheen- juffer, Platbuik). Namen als oeverlibel, heidelibel, Kanaaljuffer, beekjuffer en Venglazenmaker heb ben betrekking op het biotoop. Kempense heide libel, Noordse winterjuffer, Zuidelijke heidelibel en Oostelijke witsnuitlibel verwijzen naar de geo grafische herkomst en Zwervende pantserjuffer naar het grillige zwerfgedrag (zie ook de Latijnse naam barbarus van barbaren). Watersnuffel en Lantaarntje zijn meer fantasierijke namen die op beeldspraak gebaseerd zijn. WETENSCHAPPELIJKE NAMEN Veel meer valt er te beleven als het gaat om de wetenschappelijke namen. Deze zijn opgebouwd uit twee onderdelen, bijvoorbeeld Ischnura ele- gans. Hierbij wordt namelijk de geslachts- of genusnaam steeds als eerste naam met hoofd letter geschreven, en daarna de met kleine let ter geschreven soort- of speciesnaam. De namen zijn veelal samengesteld uit Griekse of Latijnse grondwoorden, maar ook woorden uit andere oude talen worden soms gelatiniseerd. Uitvoerige informatie over de wetenschappelijke namen is te vinden in 'Les Libellules', het libellenboek van Roberts (1959), dat helaas alleen nog antiqua risch te verkrijgen is. Ook het libellendeel van de Nederlandse Fauna geeft de betekenis van alle afzonderlijke geslachts- en soortnamen van de Nederlandse libellen. Daarom wordt hier volstaan met het aanwijzen van een aantal categorische verschijnselen. Dat ook bij de wetenschappelijke namen vorm, kleur en formaat vaak onderdeel van de naam 196

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2007 | | pagina 200