ZITTEND AAN EEN L1BELLENR1JKE DDINPLAS OP EEN WARME VOORJAARSDAG Peter Geene In de vroege schemering van 05.00 u zit ik aan de rand van de nieuwe duinplasjes van het Duindoorndal in Oranjezon in de Manteling van Walcheren. Langzaam komt de zon op en pope lend loop ik naar het water en zie in de ondiepe oeverrand met zegge-begroeiing vier larven van de Grote keizerlibel die aan het uitsluipen zijn. Ze waren er vroeger bij dan ik. Maar aan de andere kant hebben ze minstens twee jaar onder water gewacht en zich volgegeten voor dit grote moment: hun tweede geboorte, nu als volwassen libel! Twee en soms drie winters geleden zijn ze tussen eind mei en eind juli als eitje gelegd in de huid van een plantenstengel. De (eerste] geboorte als larf je was enkele dagen na het afzetten van het ei, dus ruim voor de eerste winter. Net als bij andere soorten zijn er in de lange tijd onder water tien vervellingen nodig geweest om de groeiontwik- keling te volbrengen. Maar nu is het dan zover. Ik zie dat de eerste net begint met het openscheuren van de larvehuid, vlak achter de kop. Binnenin de larve friemelt en wurmt de bijna volgroeide libel net zo lang tot deze er letterlijk uitbarst: in vier richtingen scheurt de nog natte en zachte huid vlak achter de ogen totdat het gat groot genoeg is om naar buiten te kruipen. De afgelopen dagen hebben deze vier larven net onder het wateroppervlak gezeten om te voelen hoe de temperatuur boven water was. Het waren twee warme zonnige dagen en zo actiefluisterend naar deze weersverwachting hebben ze nu grote kans dat het opnieuw mooi weer wordt vandaag. De Grote keizerlibel is een van de weinige soorten die al 's nachts uit het water kruipt, wellicht om zo snel mogelijk uit te kunnen sluipen en veilig weg te vliegen na het zo kwetsbare stadium van uit de larvehuid sluipen. Ondertussen zie ik een vijfde larve naar boven kruipen langs een zeggestengel. Het duurt even voordat de zon boven duin en dennenbos uitkomt, maar na zessen komt de eer ste zonnestraal op de plas. Langzaam droogt de inmiddels dode huid van de larve op en de jonge libel hangt uit het ontstane gat met de poten los en de kop naar beneden. Met een ruk trekt hij zichzelf omhoog en de poten pakken zich vast aan de larvehuid. Tegelijk met deze beweging komt het laatste stukje achterlijf uit de larvehuid te voorschijn en de kersverse libel zit bovenop zijn oude leventje, de larvehuid. De vleugels zitten nog geheel ineengeschrompeld en het achterlijfje is 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2007 | | pagina 24