3. MONITOR ING ROUTE OP WALCHEREN: 2. DE TUINFORMUL1 EREN VAN DE VLINDER- EN L1BELLENWERK- GROEP ZEELAND: 1998 - 2006. len met steile grasoevers. Vanaf 1998 is hier de enige en eerste zeeuwse libellen-monitoringroute gestart van de Vlinderstiehting/Nederlandse Ver eniging voor Libellenstudie, die 10 jaar zal duren. Calle, L.: "Overzicht van libellen in Zeeuws-Vlaanderen tot 1997" Een eveneens grootschalig onderzoek in Zeeuws- Vlaaneren is gerapporteerd door Lucien Calle in 1997. Hierin worden 33 soorten beschre ven en daarnaast worden, zeer gedetailleerd, de onderscheiden biotopen beschreven: kreken, duinpiassen, drinkputten. Relevant is de inde ling in biotooptypen zoals: 1. kleigebieden met brak oppervlaktewater; 2. kleigebieden met zoet oppervlaktewater; 3. duingebieden langs de kust; 4. dekzandgebieden langs de Belgische grens. De verzamelde gegevens zijn gebaseerd op onder zoek door veel waarnemers, o.a. ook de larvenge- gevens uit de databestanden van het Laborato rium Zeeuwse Waterschappen (LZW). Opvallend in heel Zeeuws Vlaanderen tot 1997 zijn de zeldzamere soorten te weten: Glassnij der, Plasrombout, Blauwe breedscheeenjuffer, Gewone bronlibel Groene glazenmaker en Wei- debeekjuffer. De Vuurlibel, de Tengere grasjuffer en de Zwervende heidelibel worden in de periode voor 1997 nog genoemd als zeldzame zwervers, maar werden na dat jaar in grotere aantallen en op meer plaatsen waargenomen. van de verschillende soorten over het jaar heen bekeken worden. Er worden sinds die tijd dus veel meer waarnemingen in tuinvijvers gedaan dan daarvoor. Enerzijds bestaat er een risico van onjuiste deter minatie van de soorten bij dergelijke algemene formulieren, maar dat geldt ook voor alle andere waarnemingen. Anderzijds is het aantal mensen dat gericht naar libellen is gaan kijken aanzienlijk groter geworden. Alle data zijn opgenomen in het bestand van de Werkgroep en gescreend op onwaarschijn lijke determinaties en vervolgens verwerkt in dit boek. In de periode na 1998 vertegenwoordigen deze Tuinwaarnemingen maar liefst 33% van alle waarnemingen. Na het hier boven genoemde verslag van 1997 "libellen in de Manteling van Walcheren" is een monitoringroute gestart volgens de richtlijnen van de NVL/EIS. Er werden van 1998 tot 2006 31 soorten geregistreerd, een beduidend groter aantal dan de 12 tot dan toe bekende uit de decade 1960 - 1970. Tussen 1970 en 1995 zijn slechts inciden tele waarnemingen bekend van 9 soorten. Sinds een kleine tien jaar wordt een tuinwaarne- mingen-formulier gebruikt, hoofdzakelijk door leden van de Vlinder- en Libellenwerkgroep Zeeland. Er wordt zowel naar vlinders als naar libellen gekeken. Dit genereert een groot aantal waarne mingen, verspreid over de hele provincie. Tevens kan uit dergelijke waarnemingen leuk het verloop

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2007 | | pagina 31