4. TOENAME VAN HET AANTAL WAARNEMINGEN: OPMERKELIJKE VERANDERINGEN IN ORANJEZON IN DE LAATSTE TIEN JAREN De waarnemersinspanningen in drie perioden zijn gepresenteerd in de drie kaartjes hiernaast. Uiteindelijk hebben alle verzamelde data geleid tot een indeling in drie perioden waarover de gegevens konden worden geanalyseerd. U treft deze analyses aan in hoofdstuk 5 over de veran deringen in de Zeeuwse libellenfauna. t/m 1980 ODONATA (62 hokken) Een grote verandering in het gebied vond plaats in 2001, toen één van de lange waterwinkanalen werd gedempt en plaats maakte voor het Duindoorndal, een geregenereerd duindal van vier hectare. Hierin liggen een achttal duinplasjes. De kleinere plasjes met de glooiende oevers en korte vegetatie, herbergen een beter leefmilieu voor libellensoorten dan de diepe kanalen met de steile oevers. Het aantal soorten steeg in een paar jaren flink met o.a. Zwervende heidelibel, Vuurlibel en Zwervende pantserjuffer. Deze laatste soort was wel eerder in het gebied gezien tijdens een invasie. Een ander type plas is een diepe zanduitgraving: de Kaalkop- plas. Deze plas heeft het hele jaar door water en is omzoomd met riet en bomen. Hier heeft de Bruine win- terjuffer zich permanent gevestigd. In april 2005 werd een 40-tal exemplaren op één locatie waargenomen, tevens werd eiafzet waargenomen. In dat jaar werd daar ook voor het eerst de Vuurjuffer waargenomen. In 2005 kwam ook opeens de Azuurwaterjuffer met grotere aantallen in het gebied voor en deze soort is in 2006 weer gezien. De Bruine glazenmaker is slechts viermaal gezien boven één van de kanalen nl. in 1988, 1989,2005 en 2006, in alle gevallen een rondzwervend mannetje. In de zomer van 2006 vlogen er twee man netjes van de Vroege glazenmaker, een geheel nieuwe soort voor de provincie Zeeland. De volgende zaken vallen op na bijna tien jaar monitoren in dit gebied: de tellingen van de diverse soorten heidelibellen laten een beeld zien van afwisseling: het lijkt erop dat in jaren dat de Bloedrode heidelibel met grotere aantallen aanwezig is, de Steenrode heidelibel dat niet is. Ook de relatie tussen de Steenrode en de Bruinrode heidelibel lijkt dergelijke afwisselende fluctuaties te kennen; uit de literatuur is dit niet bekend. de Kleine roodoogjuffer werd voor het eerst gezien in 1987 in het noordelijke kanaal (30 ex.), waarna het aantal elk jaar sterk toenam en de soort zich over het hele gebied verspreidde. Een hoogtepunt was in 2000 met 1500 ex. In deze jaren werd langzamerhand ook het hele eiland Walcheren veroverd door deze soort, al dan niet vanuit een "kraamkamer" in Oranjezon. Deze ontwikkeling liep parallel aan de sterke toename van de soort in heel Nederland. de regels van de telling zijn dat er slechts tot max. 3 meter breedte langs de oevers van het water mag worden geteld. Daarbuiten bevinden zich ook nog enorme groepen libellen, die verzamelen op windstille plekken tussen de bomen (m.n. heidelibellen en de Paardebijter). er is een goed beeld verkregen van nieuwe zich voortplantende populaties zoals de Azuurwaterjuffer sinds 2005, de Vuurjuffer, de Bruine winterjuffer en de Houtpantserjuffer (waarvan eiafzet werd gezien in Meidoornbast /augustus 2005). 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2007 | | pagina 32