L1BELLENR1JKE EN -ARME
K1LOMETERHOKKEN
ruim 65 soorten zijn vastgesteld.
De driedeling in grondsoort (zie tabel 1) is in
zeker opzicht wat kunstmatig, want juist op de
overgangen van bijvoorbeeld de oude dekzanden
van Zeeuws-Vlaanderen naar de kleigebieden zijn
interessante wateren aanwezig. Voor bijvoorbeeld
een soort als de Glassnijder is het niet duidelijk
of deze zich momenteel voortplant in Zeeland en
nog minder duidelijk is het of hij dit dan in wate
ren op zandgrond of op kleigrond doet. Het is
waarschijnlijk dat deze soort juist te vinden is in
overgangsgebieden, bijvoorbeeld in verlandings-
zones van kreken nabij de dekzandgebieden.
Opvallend is dat de meeste kilometerhokken met
veel soorten gevonden worden in de duinen en
in het zuidoosten van Zeeuws-Vlaanderen. Deze
soortenrijkdom wordt in belangrijke mate bepaald
door de grondsoort (zand) en in relatie daarmee
de waterkwaliteit van deze gebieden. Uiteraard is
er een wisselwerking met het zogenaamde "waar
nemerseffect": daar waar een goede waterkwa
liteit is, is een interessant (libellen)gebied aan
wezig en worden er veel waarnemingen gedaan
omdat veel waarnemers vaak een bezoek aan zo'n
gebied brengen. Dit versterkt het verschil tussen
rijke en arme hokken. Om toch inzicht te krijgen
in welke soorten er nu te vinden zijn in een "nor
male" boerensloot in Zeeland is in 2004 - 2005
speciale aandacht besteed aan gewone gebieden,
middels een 'wittehokkenonderzoek': gebieden
Baarzandsekreek, Groede
1-9 soorten (869 hokken)
10-18 soorten (93 hokken)
19-30 soorten (20 hokken)
Figuur 1. Het aantal waargenomen soorten perkilo-
meterhok. Duidelijk is waar de meeste libellen zijn
waargenomen.
(uurhokken) waarvan geen waarnemingen bekend
waren, zijn specifiek geïnventariseerd. Verderop
in dit hoofdstuk zal een aantal aspecten van dit
onderzoek nader worden uitgewerkt.
Tabel 2 geeft een overzicht van de beste libellen-
gebieden in Zeeland met de daar waargenomen
soorten. Deze gebieden zijn in kaart gebracht in
figuur 1.
31