DE VERSCHILLENDE
LANDSCHAPSTYPEN IN ZEELAND
1. buitendijkse (kust) landschappen:
De zeearmen, met hun slikplaten en schorren,
hebben eb en vloed en zout water. Libellen kun
nen zich hier onmogelijk voortplanten. Toch zijn
in dit soort gebieden wel degelijk libellen waar te
nemen. Boven Saeftinghe zijn op warme nazo
merdagen vele tientallen jagende Paardenbijters
en duizenden heidelibellen geteld. En zelfs op de
Hooge Platen, een eiland in de monding van de
Westerschelde, is een handvol soorten aange
troffen, waaronder zwervers als de Vuurlibel en
de Kleine roodoogjuffer. Deels zijn dat dieren die
boven die zandplaat kleine insecten komen beja
gen, gedeeltelijk kunnen dat ook zwervende libel
len zijn, die op zo'n eiland even komen uitrusten.
2. biotopen van de duinzandgronden:
Langs de zeekusten van Schouwen, Walcheren
en zeer beperkt in Zeeuws-Vlaanderen vinden we
duinen met vele ondiepe en diepere plassen. In
de Zeepe-, Verklikker- en Meeuwenduinen van
de 'Kop van Schouwen' vinden we de breedste
duinenrijen van Zeeland. De duinen van Schou
wen herbergen vele gevarieerde plassen, waar
van recent een aantal is uitgediept of nieuw
gegraven. Het heldere en voedselarme water is
uitstekend geschikt voor de 'zichtjagers' zoals
larven van juffers en libellen. De dieper gelegen
duinpiassen liggen beschut uit de wind, waardoor
deze voor libellen extra geschikt zijn om zich hier
voort te planten. De ligging van sommige plassen
tussen bosjes geeft voldoende beschutting tegen
de sterke westenwinden.
Dat geldt eveneens voor de plassen in het 450
hectare grote duingebied Oranjezon op Walche
ren. Het voormalige waterwingebied (tot 1995
werd hier drinkwater gewonnen) kende kilo
meters lange kanalen, die deels zijn gedempt;
daarna zijn grotere en diepe poelen gegraven. De
glooiende zandoevers zijn begroeid met een rijke
oevervegetatie. Het ondiepe water warmt snel
op en er is volop voedsel te vinden voor zowel
de jagende larven als volwassen individuen. In
2001 is het 'Duindoorndal' aangelegd, dit is een
natte duinvallei met een zevental poelen, deels
in overgebleven kuilen van bominslagen (uit WO
II). Hier ontwikkelt zich een rijke vegetatie met
een even rijke libellenfauna: soorten als Vuurli
bel, drie soorten heidelibellen (Bruinrode, Steen
rode en Geelvlekheidelibel). Gewone oeverlibel en
Grote keizerlibel, Viervlek, Platbuik, Watersnuffel,
Lantaarntje en Zwervende pantserjuffer. Ook de
aangrenzende, in 1980 aangelegde, Kaalkoppias
herbergt een flink aantal van deze libellen en
tevens de enige juffersoort die als volwassen libel
overwintert: de Bruine winterjuffer.
De diversiteit van Oranjezon maakt het mogelijk
voor vele soorten om er zich te handhaven: de
overhangende wilgenbosjes herbergen de Hout-
pantserjuffers, de lange oevers met zeggensoor
ten zijn snel opwarmende kraamkamers voor
duizenden Lantaarntjes, Watersnuffels en Kleine
roodoogjuffers. Het veelvuldig voorkomende
Gedoomd hoornblad waarborgt goede eiafzet-
plekken voor deze laatste juffers.
In Zeeuws-Vlaanderen ligt een zeer smalle strook
met kleine, afzonderlijke duingebiedjes: vanaf de
Groedse Duintjes (Breskens) tot aan de Kievit-
tepolder (Cadzand) met de aangrenzende sluf
ter van het Zwin. De soortenrijkdom is hier iets
beperkter, maar toch altijd nog goed voor soorten
als de Zwarte en de Geelvlekheidelibel, de Zwer
vende en de Houtpantserjuffer en de Vuurlibel.
Een gerichte zoekactie in 2004 naar de Zuidelijke
heidelibel nabij de Kievittepolder bij Cadzand
leverde, naast de eveneens schaarse Tengere
grasjuffer, daadwerkelijk het gewenste resultaat
op (1 mannetje).
Verdwenen uit de duinen zijn de echte duinbeken.
Restanten hiervan bevatten nog onregelmatig
water, maar zijn niet meer van enige betekenis.
38