'lege' biotopen: 8 van die biotopen bestond uit
drooggevallen poelen, in 20 °/o was riet erg domi
nant, bij 28 o/o waren geen waterplanten aanwe
zig, 8 had troebel water en 20 was brak.
Het lijkt aannemelijk dat deze factoren inder
daad de libellenfauna negatief kunnen beïnvloe
den. Als een poel 's zomers langdurig droog valt
sterven de meeste libellenlarven die nog in het
water aanwezig zijn. Ook volwassen insecten zul
len zo'n drooggevallen poel niet snel opzoeken.
Toch hoeft het droogvallen niet altijd negatief
uit te pakken, zeker als er in de directe omge
ving andere biotopen zijn die wel water houden.
Want in de drooggevallen poelen sterft ook alle
vis, zodat de daaropvolgende periode er een con-
currentengroep minder aanwezig is. Poelen in
de zeekleigebieden lopen overigens wat minder
risico om droog te vallen.
Sterke dominantie van riet vermindert de kans
op een gevarieerde water- en oeverbegroeiing,
en zo ook de kansen voor de soorten die daarvan
afhankelijk zijn. Verontreinigd water pakt ongun
stig uit voor de larven, omdat dat grotendeels
zichtjagers zijn. Troebelheid kan veroorzaakt
worden door bodemwoelende vissen, een slikke-
rige bodem in combinatie met flinke stroomsnel
heid, en algenbloei veroorzaakt door een hoge
belasting met voedingsstoffen zoals nitraten en
fosfaten. Vooral in de agrarische gebieden bleken
veel sloten en watergangen troebel te zijn. Hier is
het beheer van de sloten de oorzaak. Veldwaar
nemingen tijdens de wittehokkeninventarisaties
duiden erop dat de meest voedselrijke wateren
tegelijk ook de meest soortenarme zijn.
In de bovenstaande figuur valt op dat op plaatsen
waar geen libellen zijn aangetroffen drie factoren
hoog scoren te weten: 'geen waterplanten', 'brak
water' en 'dominante rietvegetatie'.
Daarbij zijn 'geen waterplanten' en '(te sterk)
brak water' de twee meest genoteerde factoren
en daarmee de meest bepalende factoren voor de
afwezigheid van libellen.
2. de betere locaties: zand, zoet en zicht onder
water!
Ook een nadere bestudering van de beste libel
len locaties geeft veel informatie.
Zo blijken deze bijna allemaal te liggen in de
duinstrook of het dekzandgebied. Een goede uit
zondering is de Eendenkooi op St. Philipsland, die
in het zeekleigebied ligt. Op de zavelige grond
(zavel klei met 60-80% zand) bij Drieschouwen
te Axel op de overgangszone tussen dekzand en
kleigebied liggen twee erg soortenrijke poelen.
De meest soortenrijke gebieden hebben allemaal
Figuur 6. Een aantal factoren bij de locaties waar
geen libellen aangetroffen zijn, uitgedrukt in per
centages van het totaal aantal locaties zonder libel
len (gebaseerd op gegevens verzameld tijdens het
wittehokkenproject).
Poel droog
Riet dominant
Geen waterplanten
Vuil water
Brak water
48