LANTAARNTJE
Ischnura clegans
Rienk Geene
Het Lantaarntje is de soort die vrijwel iedereen wel
eens gezien heeft, dan wel in de tuin of ergens in
een polder. Deze soort is de meest talrijke en wijd
verbreide soort van Nederland.
Heel vaak ziet iemand een libel in zijn tuin en roept
uit: wat mooi blauw! Op de vraag: 'hoe ziet hij er
uit?", komt vaak het antwoord "helemaal blauw en
bovenop zwart". Deze soort valt blijkbaar erg op
door de blauwe kleur, die bij nadere bestudering
maar een klein deel van het lichaam betreft. Toch
overheerst voor veel mensen blijkbaar de blauwe
indruk. Van deze soort zijn veel kleurvarianten
bekend: het borststuk kan paars, oranje, bruin, grijs
of groen zijn.
De enige soort waarmee het Lantaarntje gemak
kelijk verward kan worden is de zeldzame Tengere
grasjuffer.
BIOTOOP
Dit is bij uitstek een soort van sloten en plassen
met rietoevers en daarnaast van park- en tuin-
vijvers. Het Lantaarntje komt (binnendijks) in alle
watertypen voor. In Zeeland is het een van de
weinige soorten die zich ook in sloten in akker
bouwgebieden veel voortplant. Deze soort is rede
lijk tolerant voor brak water, hoewel de talrijkheid
van de soort afneemt naarmate het zoutgehalte
toeneemt. De soort wordt ook in de Rammekens-
kreek gevonden, het chloride gehalte is hier 13 tot
25, dit is ongeveer de helft van dat van zeewater.
Het kan uiteraard zijn dat in dergelijke gevallen de
voorplanting en ontwikkeling van de larven wordt
voltooid op de relatief zoete plaatsen ter plekke.
Er is ook een voorkeur voor helder en vegetatierijk
water, hetgeen voor vrijwel alle libellen opgaat.
Voortplanting is in vrijwel alle watertypen moge
lijk, er is echter een bovengrens aan het zoutge
halte dat deze soort verdraagt. Dit is ook nog eens
temperatuurafhankelijk: in warme streken is de
tolerantie voor zout groter. Eiafzetting is onder
andere waargenomen op schorren. Buitendijkse
gebieden zijn echter vrijwel altijd ongeschikt als
voortplantingsbiotoop, de dynamiek en het zout
gehalte zijn hiervoor de belangrijkste beperkende
factoren.
74 Fauna Zeefandica