VUURJUFFER
Vrouwtje
Pas op met vuur in de natuur! Een waarschuwing
die zeker in de zomermaanden geldt. Toch is er
heel wat 'vuur' in de natuur aanwezig: vuurvlin
ders, vuursalamanders, vuurwantsen, enzovoorts.
Ook onder de Nederlandse libellen komen twee
soorten voor die het woord 'vuur' in de naam heb
ben: de Vuurjuffer en de Vuurlibel.
De Vuurjuffer dankt zijn naam uiteraard aan de
rode kleur die we bij volwassen exemplaren zien.
Veel zwart-gele of zwart-rode insecten kunnen
steken of bijten, of scheiden stoffen af die giftig
zijn en daarmee de eetlust van vijanden bederven.
Toch heeft de mens van Vuurjuffers geen gevaar
te vrezen, ze steken of bijten zeer zeker niet. Voor
de Vuurjuffer geldt misschien: door er gevaarlijk
uit te zien ben je beter beschermd tegen eventu
ele belagers. De Vuurjuffer kan mogelijk verward
worden met de Koraaljuffer, maar deze heeft rode
poten, terwijl de Vuurjuffer zwarte poten heeft. Op
het lichaam van de Vuurjuffer zitten dunne zwart-
gele ringen tussen de segmenten, waarbij de laat
ste drie aan de bovenkant zwart getekend zijn. Het
vrouwtje heeft hier meer zwart dan het mannetje.
De vleugels zijn donker geaderd, het pterostigma
is zwart.
De Vuurjuffer is ongeveer 3,5 cm. lang. Tussen de
bruinrode ogen is de kop zwart. Ook het borststuk
heeft deze kleur, met aan elke kant een rode leng
testreep.
BIOTOOP
In Nederland is de Vuurjuffer algemeen en niet
bedreigd. Het is een honkvaste soort. Vooral in
tuinvijvers weet de soort zich goed te handhaven,
maar ook in plassen en poelen is de Vuurjuffer aan
te treffen. De belangrijkste biotoop-eis is een goed
ontwikkelde en gevarieerde watervegetatie, met
langs de oever struiken of bomen die voor enige
schaduw zorgen.
GEDRAG
Vuurjuffers kunnen al vanaf half april worden
waargenomen. Hiermee is het een echte voor
jaarssoort en één van de eerste libellen die in de
lente tevoorschijn komt. In mei en juni worden de
meeste exemplaren gezien, en tot begin augustus
kan de soort aanwezig zijn. Meestal vliegen ze tus
sen en boven de vegetatie in de buurt van water.
Van mannetjes is territoriaal gedrag bekend. In rust
zitten ze vaak met de vleugels half open. Vuurjuf
fers zijn goed te benaderen waardoor ze makkelijk
te fotograferen zijn.
De paring vindt meestal plaats tussen de oever
vegetatie. De eitjes worden in tandem afgezet, de
vrouwtjes doen dit zelden alleen. Tandems kunnen
hierbij enige tijd onder water blijven. De levenscy
clus neemt één tot driejaar in beslag.
Het vrouwtje zet na de paring de eitjes af op ver
schillende soorten oever- en waterplanten, zoals
hoornblad, Waterbies, Kikkerbeet, Moeras-ver-
geet-mij-nietje en diverse soorten fonteinkruid. Uit
de eieren komen na twee tot zes weken de larven.
Deze gaan tussen de waterplanten op zoek naar
voedsel. Wanneer de larven ouder worden gaan ze
ook op of in de bodem hun kostje opscharrelen.
Ze jagen vooral op zicht, waardoor het water hel
der moet zijn. De volgroeide larven overwinteren
in de laatste fase, waardoor ze vroeg in het voor-