zelden ontstaat er een beetje paniek. Engerds zijn het, die pijnlijk kunnen steken. Vooroordelen? Een beetje wel. Behalve die ene bij die we allemaal denken te kennen, vliegen er in ons land nog ver boven de 300 andere soorten rond. Ze worden wilde bijen, of ook wel solitaire bijen genoemd. Die laatste naam is wat minder geluk kig gekozen. Wilde bijen mogen dan niet van die hoog georganiseerde staten hebben als honingbijen, je kunt dieren die soms met duizenden bij elkaar nestelen en die zelfs vaak een gezamenlijke nestingang hebben be zwaarlijk als solitair betitelen. De levenswijze van wilde bijen is ronduit fascinerend. Dat er zoveel verschillende soorten bestaan is niet zomaar. Ze hebben elk hun eigen specialisatie. Er zijn bijen die zich helemaal gespeciali seerd hebben op één enkele plantensoort, zoals bijvoor beeld de in Zeeland heel gewone heggenrankbij. Andere soorten verzamelen voedsel op allerlei bloemen, maar zijn typerend voor een bepaald landschap. Zelfs onze tuinen herbergen soorten die in andere landschappen nauwelijks voorkomen. De weliswaar zeldzame blauwe metselbij is daar een sprekend voorbeeld van. Wespen zijn er nog veel meer dan bijen. Alleen al in Nederland leven zo'n vierduizend verschillende soor ten. Heel veel minuscule insecten als galwespen en bronswespen zijn voor een leek nauwelijks als wesp te De schorzijdebij; één van de ruim 200 wilde bijen die in Zeeland voorkomen Limonadewesp herkennen. Ze blijven ook in dit boek buiten beschou wing, evenals de soortenrijke en kleurige familie van de sluipwespen en de (door het ontbreken van een wes pentaille) nauwelijks als wesp herkenbare bladwespen. Wat er dan nog aan wespen overblijft zijn nog altijd zo'n 400 soorten, waarvan ongeveer de helft in Zeeland voorkomt. Samen met de ruim 200 soorten wilde bijen die uit Zeeland bekend zijn praten we dus over hon derden soorten die behandeld worden in dit boek (in het Zeeuwse bestand zijn nu gegevens van 425 soor ten aculeaten opgenomen). Ze vormen - samen met de mieren - de familie die in de wetenschap bekend staat als Hymenoptera aculeata (angeldragende vliesvleuge- ligen), ook wel kortweg aculeaten genoemd. De angeldragende wespen zijn van nature rovers, die weliswaar ook op bloemen zitten om nectar te verza melen, maar andere insecten, luizen of spinnen moe ten vangen voor het grootbrengen van hun nageslacht. Vaak zijn ze sterk gespecialiseerd. Er bestaan onder meer keverdoders, groefbijdoders, snuittordoders en wantsendoders. De pottenbakkerswesp, een soort die in veel tuinen gezien kan worden, vult zijn nestcellen met kleine spinnetjes die met een steek verlamd worden. Ze dienen als levend proviand voor het nageslacht. Wespen worden op hun beurt het slachtoffer van al lerlei natuurlijke vijanden. In hun eigen familie zijn er de zogenaamde koekoekswespen, die de nesten binnen dringen en er zelf hun ei in leggen. Vliegen vallen vaak ten prooi als slachtoffer van jagende wespen, maar de rollen zijn ook wel eens omgekeerd. Vliegen als wol zwevers, blaaskopvliegen en sommige zweefvliegen leven ten koste van wespen. En dan zijn er bovendien vlinders, kevers, mijten en zelfs vogels die het speciaal op wespen en hun broed voorzien hebben. Een vogel als de wespendief heeft zijn naam niet voor niks! Fauna Zcetaniiica

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2008 | | pagina 12