Spinnendoder op een omgevallen berkenstam
een speciale jachttechniek vereist. Dat begint al met de
manier van voortbewegen. Spinnendoders bewegen zich
voort op een manier die het midden houdt tussen lopen
en vliegen en dat is bij uitstek de manier om spinnen te
vlug af te zijn. En vlug zijn spinnendoders. Het vergt ook
van de onderzoeker speciale vaardigheden om een spin-
nendoder te bemachtigen. Een slag met het vlindernet
mislukt negen van de tien keer omdat de dieren tegen de
grond duiken of razendsnel omkeren. En ook een dier wat
eenmaal in het net zit weet zich met enorme snelheid
naar buiten te wurmen, zodra de onderzoeker zijn net
opent om het te inspecteren.
Spinnendoders zijn behalve op warme kale bodems (of
ook wel boomstammen of muren) waar ze op spinnen-
jacht zijn, ook dikwijls op bloemen te vinden. De spinnen
worden gevangen en verlamd om dienst te doen als pro
viand voor het nageslacht.
Plooivleugelwespen (Vespidae)
De plooivleugelwespen worden gekenmerkt door hun in
rusttoestand overlangs opgevouwen vleugels. Onze be
kendste wespen, de zogenaamde limonadewespen, beho
ren tot deze familie. Ze zijn gevreesd en verafschuwd om
hun pijnlijke steken. Limonadewespen leven in staten. Dat
doen ook de onschuldige langkopwespen en de zeldzame,
maar in aantal toenemende veldwespen. Naast deze zo-
Wespen als dit kleine bronswespje (Perilampus aeneus)
blijven in dit boek buiten beschouwing
genaamde sociale wespen onderscheidt men binnen de
familie van de plooivleugelwespen de solitair levende
leem- of muurwespen Veel soorten vertonen een voor
keurvoor sneeuwbes, guldenroede en schermbloemen.
Graafwespen (Sphecidae)
Graafwespen worden wel onderverdeeld in Langsteel-
graafwespen (Sphecidae) en Graafwespen in strikte zin
(Crabronidae). Hier worden beide groepen samen geno
men.
Hoewel een groot deel van de graafwespen het eigen nest
in de bodem graaft, zijn er ook nogal wat soorten die hun
naam in dat opzicht niet waarmaken. Sommige soorten
nestelen in holle plantenstengels of in vraatgangen van
kevers in vermolmd hout en diverse soorten maken met
graagte gebruik van kunstmatige nestgelegenheid. Maar
veel soorten graven in zand of klei een eigen nest en niet
zelden beschikken ze daarvoor over een zogenaamde
tarskam. Dat is een aantal stijve tanden die loodrecht op
de poten staan, en die dienst doen om snel uitgegraven
zand of klei opzij te schuiven. Een fraaie tarskam bezit
bijvoorbeeld de bijenwolf. Deze bekende graafwesp is de
aartsvijand van onze honingbij. Net als andere graafwes
pen verlamt de bijenwolf zijn prooi door een steek. Ver
volgens wordt de buit in het nest gebracht om als voedsel
te dienen voor de larven. Het gedrag van de bijenwolf
kent echter één bijzonder aspect. Gevangen prooien wor
den soms eerst opengereten en van hun maaginhoud be
roofd, voordat ze het nest binnengesleept worden.
Bijen (Apidae)
Bijen voeden hun larven met stuifmeelpollen die van
bloemen verzameld worden. Hiervoor hebben ze speci
ale aanpassingen aan hun lijf zoals verdikte achterpoten
en een meer behaard lichaam. Daarin onderscheiden ze
zich van alle wespen. Koekoeksbijen verzamelen zelf geen
pollen maar laten andere soorten dat voor hun doen.
Koekoeksbijen hebben daarom meestal ook minder haar
en minder verdikte achterpoten, als de gewone bijen.
Gebaseerd op nestelgedrag worden bijen onderverdeeld
in bodembewonende soorten, houtbewonende soorten,
soorten die beide in de bodem en in hout en planten
stengels nestelen en de (parasitaire) koekoeksbijen. De
meeste soorten zijn solitair, ieder vrouwtje heeft haar ei
gen nestje. Soms zijn er grotere groepen nestjes dicht bij
elkaar, deze worden nestaggregaties genoemd. Daarnaast
zijn er sociale soorten als hommels die in grote staten
leven. Er zijn ook tussenvormen tussen sociaal en solitair,
zoals de meidoornzandbij en enkele soorten groefbijen.
De vrouwtjes nestelen daarbij communaal, waarbij ieder
vrouwtje haar eigen ondergrondse nestcel heeft, maar de
vrouwtjes wel van dezelfde nestingang gebruik maken.
Fauna Zcclandica