fi ASTATA BOOPS Grote wantsendoder BEMBIX ROSTRATA Hark wesp ■3m CERCER1S ARE1NAR1A Grote knoopwesp Astata boops is in Nederland na 1980 veel meer waar genomen dan in voorgaande perioden. Ten opzichte van de periode 1950-1980 is het aantal uurhokken zelfs ruimschoots verdubbeld. Van alle Nederlandse waarne mingen tot nu toe is ongeveer een derde afkomstig uit Zuid-Limburg en verder zijn er verspreide waarnemingen met het accent op het oosten van ons land. Uit Zeeland is echter geen enkele oude waarneming bekend en de tot nu toe meest westelijke Nederlandse vindplaats was de omgeving van Breda. Daarom mag het opmerkelijk heten dat Astata boops tijdens het onderzoek in 6 verschillende uurhokken is waargenomen. De waarne mingen vonden verspreid door de provincie plaats, in uiteenlopende biotopen als het talud van het veerplein bij Breskens, lage zandduintjes langs het Veerse meer en een tuin in Terneuzen. Uit deze vindplaatsen valt geen biotoopvoorkeur, en zelfs geen voorkeur voor zand- dan wel kleigrond af te leiden. r Harkwespen staan bekend om de behendigheid in het vliegenvangen. Zelfs steekvliegen en dazen behoren tot de jachtbuit. De soort leeft in een extreem warm duin milieu, vrijwel zonder beschutting. De extreme klima tologische leefomstandigheden hebben waarschijnlijk geleid tot een aanpassing in de broedzorg. Verlamming van prooien komt ook bij Bembix voor, maar is niet genoeg om lar ven met succes groot te brengen Het is bekend dat verlamde prooien tot wel een maand kun nen blijven le ven. Bij vliegen als prooi ligt dat anders. Zij zullen snel verdrogen of verrotten onder de verzengende hitte in de broedkolo- nies. Broedzorg biedt aan dat probleem een oplossing. Larven van Bembix worden gevoerd net zolang tot de larve volgroeid is. De kolonies zijn vrij groot en reeds decennia lang bekend. In de duinen van Schouwen vin den we daarvan goede voorbeelden. In veel gevallen operen de harkwespen in groepen. Het komt voor bij paringsrituelen en bij nog vaak onopgehelderde sociale vliegacties. Samen in kolonies broedcellen bouwen is een ander kenmerkend voorbeeld. De Grote knoopwesp of vroeger ook wel Gewone snuit- tordoder, komt vooral op zandgrond voor, kleigebieden worden door gaans gemeden. De soort is in het oosten van Ne derland vrij tal rijk, in het wes ten is de Grote knoopwesp de afgelopen de cennia sterk achteruitgegaan en vrijwel overal verdwe nen. Opvallend is een grote en florerende populatie in Oost Zeeuws-Vlaanderen. Daarnaaast blijkt de soort ook elders in het kleigebied geregeld voor te komen. Nesten liggen dan bijvoorbeeld tussen stoeptegels. Zodoende komt de soort ook geregeld voor in de bebouwde kom van steden en dorpen. Bijen en wespen in Zeeland 151

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2008 | | pagina 157