2
On
'-Q
X|
MIMUMESA SIBIRICANA
Siberische eieadendoder
MIMUIVIESA UTM1COLOR
MISCOPHUS ATER
Onder invloed van het milde en vochtige Atlantische
klimaat is het voor veel planten- en diersoorten mo
gelijk het verspreidingsareaal langs de kust naar het
Noorden te verplaatsen. Dat andersom de weg van het
Noorden naar het Zuiden precies hetzelfde kan gebeu
ren bewijst de graafwesp Mimumesa sibiricana. De
Eurosiberische soort heeft zoals de naam al zegt, Siberië
tot haar verspreidingsgebied. Naar het Zuiden toe volgt
zij het areaal langs de kust naar beneden. In Nederland
zijn maar weinig waarnemingen bekend, ook uitslui
tend langs de kust. Mimumesa bruxellensis, dahlbomi,
litoralis, beaumonti zijn de soorten, die onmiskenbaar
te maken hebben met klimatologische- en standplaats
factoren gebonden aan het estuariene karakter van het
gebied Zeeland. Sibiricana en litoralis hebben onder
deze soorten, waarschijnlijk de beste mariene adhe
sie. Het is bekend dat sibiricana gebonden is aan een
favoriete cicade (Paramesus obtusifrons), althans in
onze streken. Deze cicade leeft op zeebies. Zeebies
werd vroeger in bijna elke zeedijksloot of kreekrestant
gevonden. Tel daarbij op de grote brakwaterschor-
gebieden in Zeeland en je hebt een biotoop van formaat
voor Sibiricana
Mimumesa unicolor is een van de weinige wespen uit
dit geslacht, die niet alleen in redelijk aantal voorkomt,
maar ook een min of minder zuidelijke verspreiding
heeft. In Zeeland zijn 12 vindplaatsen bekend verspreid
over de provincie. Het wespje, zie ook de naam, is geheel
zwart. Voor broedbiotoop wordt dood hout opgegeven.
Gezien de vindplaatsen klopt deze theorie met onze
ervaringen. In principe geschikte leefgebieden van dit
soort bijzondere graafwespen vallen soms ten offer aan
overbeweiding met schapen b.v. het schor van Vianen in
de Oosterschelde.
Deze soort is een van het dwergjesgeslacht onder de
graafwespen miscophus en meet meestal niet groter
dan 4 of 5 millimeter. Miscophus ater is een gedrongen
zwart diertje, dat op een afstand dikwijls meer op een
mier lijkt dan op een graafwesp. Daar komt nog bij, dat
de gedragingen veel op die van wegwespen lijken en
daardoor aan de aandacht van menig vanger ontglippen.
Ook is men niet gewoon malaisevallen te plaatsen in die
biotopen die door Miscophus ater worden gewaardeerd.
Waarschijnlijk is dat de reden dat slechts op enkele
plaatsen deze graafwespen zijn gevangen. Evenals de
wespen uit het pottebakkerswespgeslacht bevoorraadt
Miscophus ater de broedcellen met kleine spinnetjes.
Deze liggen in het hete zand in ondiepe gangetjes. Er
wordt slechts één broedcel aangelegd. De verspreiding
van de soort betreft voornamelijk jonge (natuurontwik-
kelings) gebieden. Voor zo'n kleine soort lijkt er sprake
van een hoge kolonisatiesnelheid.
172 Fauna Zeetandica