VOORKOMEN EN VERSPREIDING IN ZEEEAND
In het zeekleigebied vormen natuurgebieden van verschillende omvang een welkome afwisseling van het agrarisch gebied
ledereen die op bijen en wespen let weet na korte tijd
dat niet alle soorten overal te vinden zijn. Integendeel....
Als hyper gespecialiseerde dieren hebben bijen en wes
pen binding met bepaalde onderdelen van het land
schap. Dat is al in de achtertuin te zien. Op de bloemen
van de kamperfoelie foerageert de tuinhommel, terwijl
de kattenstaart bezocht wordt door weidehommels en
veldhommels. Exclusief op klokjesbloemen vliegt de
kleine klokjesbij en sommige limonadewespen zijn te
vinden rond de zoetigheid op het terras. Letten we op
het nestelgedrag dan zien we dat de rosse metselbij en
de gewonen wolbij kleine holletjes in de muur opzoe
ken. De pottenbakkerswesp en de gewone spieswesp
hebben hun nest in de plantenstengels.
Nederland wordt door insectenonderzoekers vaak in
gedeeld in een aantal geografische regio's, te weten:
Zuid-Limburg, het binnenlands zandgronddistrict, het
zeekleigebied en de duinen (zie oa. Nieuwenhuijsen H.
en H. Wiering, 1995). Er bestaan ook meer verfijnde
indelingen die al of niet gebaseerd zijn op computer
analyses. Zo is Nederland ook ingedeeld in bijvoorbeeld
"Roofvogeldistricten" (Bijlsma, 1993). Een oude en alom
geaccepteerde indeling is die in plantengeografische
districten (Van Soest 1929/-33) in 1990 omgevormd
tot Flora-districten (Heukels' Flora van Nederland). De
verschillende indelingen zijn in de praktijk gebaseerd
op de bodemgesteldheid en/of soortensamenstelling
van de flora of fauna van het betreffende gebied. In alle
indelingen wordt Zeeland opgedeeld in drie stukken, te
weten het duingebied, het zeekleigebied en de smalle
strook pleistocene zandgrond in het zuiden van Zeeuws
Vlaanderen. Deze indeling is gebaseerd op de bodemsa
menstelling en nadrukkelijk niet op het landschap. Het
is van belang om dit te realiseren, omdat bijvoorbeeld
grasland, tuinen en bossen binnen alle drie de distric
ten voorkomen. De binding van bepaalde soorten aan
landschapstypen zal pas in het volgende hoofdstuk aan
de orde komen.
In twee van de drie onderscheiden districten bestaat de
bodem overwegend uit zand. In het pleistocene randje
van Zeeuws-Vlaanderen gaat het om kalkarm zand van
pleistocene oorsprong. In de duinen betreft het in geo
logisch opzicht jonge formaties met een overwegend
kalkrijke samenstelling.
Of het kalkgehalte van de bodem rechtstreeks invloed
heeft op de aculeatenfauna is een open vraag. Een in
directe invloed is er zeker. Planten van kalkarme bodem,
zoals struikheide ontbreken nagenoeg in de duinen,
terwijl een hele reeks van kalkminnende duinplanten
zoals wondklaver, driedistel en duinruit op de pleisto
cene zandgronden niet voorkomen. Een strikt aan heide
gebonden specialist als de heidezandbij (Andrena fusci-
pes) komt in de duinen niet voor, ondanks het feit dat
er wel een enkele plek met struikheide voorkomt in de
Schouwse duinen.
Dat voert tot een belangrijk onderscheid tussen de bei
de zandgebieden, namelijk dat wat men het voedings-
gebied zou kunnen noemen. Van veel insecten is bekend
dat zuidelijk georiënteerde soorten een noordelijk uit
loper van het verspreidingsgebied langs de kust heb
ben. Fliervoor bestaat een klimatologische verklaring.
Bijen en wespen in ZeeCand 27