gen veel tuinen beschut en zijn warm. Voor de warmte lievende aculeaten is dat een extra pluspunt. De beste tuinen zijn groot, wat rommelig of extensief beheerd en hebben veel inheemse planten. Rommelige tuinen heb ben een overvloed aan microhabitats. Een stapeltje tak ken en hout hier, wat verwilderde bloemen daar, en even verder nog een oude zandhoop. Zo liggen voedselplek- ken steeds dichtbij verschillende soorten nestelmoge lijkheden. Nog beter wordt het als de eigenaar aanvul lend nog kuntstmatige nestelplekken maakt. Zoals een zogenaamde bijenflat, bestaande uit houtblokken met daarin geboorde gaatjes. Ook bosjes riet, bamboe en vliertakken blijken erg geschikt. Dergelijke kunstmatige nestplekken kunnen wel erg kwetsbaar zijn voor pre- datie door vogels (Calle L. 2004c). Hoe soortenrijk zelfs een niet al te groot stadstuintje kan zijn blijkt uit een inventarisatie in Terneuzen, waar met wat eenvoudige maatregelen de tuin bij- en wesp vriendelijk werd inge richt. Naast de bekende bijenflats werd ook een zand- bed gemaakt en daarop heemplanten ingezaaid. Binnen de kortste keren begon de soortenlijst op te lopen tot boven de 70 soorten, waaronder zelfs de nodige Rode lijst soorten (Dobbelaar S. 2007) Hieruit blijkt wel dat in grotere, gunstig gelegen tuinen, makkelijk tot over de 100 soorten moeten kunnen leven. Dat tuinen over het algemeen warme biotoopjes zijn, maakt dat de zuidelijke soorten er graag vertoeven. De klimopbij, de Franse veldwesp en de blauwzwarte hout bij bijvoorbeeld werden voornamelijk in tuinen waar genomen. Zeeuws-Vlaanderen heeft een veel groter aantal van die zuiderlingen, zodat een zoektocht naar deze warmte lievende insecten het meest succesvol is in de Zeeuws-Vlaamse tuinen. Soorten die in Zeeland meer dan gemiddeld in tuinen werden waar genomen zijn oa: het vosje, de zwartbronzen zandbij, grote wol bij, andoornbij, sachumbij, tuinhommel, lookmaskerbij en kleine klokjesbij. De binding die een soort heeft aan één van de vijf bo vengenoemde districten kan dus behalve op de samen stelling en de aard van de bodem, berusten op aspecten als (micro-)klimaat, nestgelegenheid en voedsel. Al deze factoren hangen ook ten nauwste samen met het land schap Vlissingen en Ritthem. Steden en dorpen herbergen vaak een rijke bijen en wespenfauna Bijen en wespen in Zecfand 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2008 | | pagina 37