BIOTOPEN VAN BIJEN EN WESPEN ra O E <U E Bijen en wespen vertonen een sterke binding aan be paalde landschapstypen. Daarbij gaat het om de vier kante meter. Grootschalige indelingen ais die tussen bos, moeras en weiland leveren bij analyses weinig op, maar eenheden als bijvoorbeeld bosrand, rietveld en bloemrijk hooiland bieden een goede invalshoek om ecologische voorkeuren van onze bijen en wespen in beeld te brengen. Daarbij speelt overigens het verschil tussen bijen en wespen een flinke rol. Afgezien van nestelgedragingen houden de dieren zich op daar waar voedsel te vinden is. Voor bijen houdt dit in het algemeen in dat bloeiende planten een vereiste zijn, terwijl voor wespen een veel bredere biotoopkeuze geldt. Een wesp kan heel effectief foerageren op een schutting of in een juist gemaaide grasmat; voor een bij is dat volstrekt onmogelijk. Toch vertonen ook wespen een binding aan een bepaalde bio toop, maar die lijkt in het algemeen wat minder strikt. In dit hoofdstuk komen met name de onderdelen van het (agrarisch) cultuurlandschap aan de orde. Vaak zijn die gelegen in het zeekleigebied, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. Natuurlijke landschappen als slikken, schorren en duinen zijn, evenals hun tegenpool tuinen en parken al in het vorige hoofdstuk behandeld. Akkers Akkers zijn in Zeeland meestal grootschalig. Voor acu- leaten zouden ze van betekenis kunnen zijn vanwege de tijdelijk tamelijk open grond en de eveneens tijdelijk soms talrijke aanwezigheid van bloemen. Uit de inven tarisaties is echter gebleken dat op akkers uitgesproken weinig soorten bijen en wespen aan te treffen zijn. Van alle hier besproken biotopen hebben de Zeeuwse ak kers voor bijen en wespen duidelijk de minste waarde. Soms kunnen ook op akkers wel de honingbij en de al gemenere hommels talrijk vliegen, bv. op het bloeiende koolzaad. Dat akkers van geringe waarde zijn heeft een aantal oorzaken. De grootschalige uniformiteit is voor bijna alle soorten nadelig. De meeste akkers zijn open en winderig. De bodem bestaat meestal uit vette, stugge en periodiek vochtige klei. Behalve voor de bo- demnestelaars zijn er geen nestelplekken. De eventuele nesten die toch in de bodem gemaakt worden, worden in het najaar diep ondergeploegd. Er is geen variatie in voedselplanten aanwezig en de meeste akkerplan- ten zelf zijn als voedselplant ook van geringe waarde. Een nuance moet hier wel gemaakt worden voor de kleinschalige akkertjes die in het dekzandgebied van Zeeuws-Vlaanderen liggen. Deze zijn gemiddeld dro ger, bloemrijkeren met een veel beter microklimaat. De kleinschaligheid geeft immers beschutting en warmte. Ook de verschillende akkerreservaten die her en der in de Provincie in beheer zijn bij Het Zeeuwse Landschap, geven hoewel ze in de eerste plaats gericht zijn op de zeldzame akkerflora, ook voor de aculeaten veel betere mogelijkheden. Een soort als de koolzwarte zandbij die op kruisbloemigen vliegt, zou langs de randen van ak kers mogelijk wel kunnen leven, daar waar er koolzaad groeit. Deze soort is echter buitengewoon zeldzaam. Onzeker is of dit dier nog wel in Zeeland voorkomt. Mo gelijk zou ook de lookmaskerbij op de bloeiende uien kunnen vliegen, maar ook deze soort is erg zeldzaam. Er zijn verder in Zeeland geen soorten aangetroffen die uitsluitend van akkers afhankelijk zijn. Akkerrandenbe- heer kan wel waardevoller zijn. Vooral meerjarige en ex- Akkers herbergen in het algemeen weinig bijen en wespen 34 Fauna Zeelantfica

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2008 | | pagina 38