tensief met inheemse planten ingezaaide randen bieden mogelijkheden voor meer soorten. Toch zijn ook in deze bloeiende randen doorgaans alleen de meer algemene soorten aangetroffen, vooral hommels (zie ook De Kra ker C. de, 1996-2003). Weilanden Er bestaat een enorme variatie in soorten weiden. Er is een grote gradatie in natuurlijkheid. Gaande van de meest natuurlijke en kleinschalige oude hollebollige weilanden, naar de meer productieve moderne weiden, tot de grasakkers die als biljartlakens in het landschap liggen. Ook de bodem kan geheel verschillend zijn, vari ërend van erg nat (inlagen) tot kurkdroog (binnenduin- rand Oranjezon, vroongraslanden), en van zware klei tot voedselarm zand (sommige zandplaten in het Veerse Meer en het Krammer Volkerak). De schaalgrootte kan eveneens enorm verschillen, van heel groot (Yerseke moer, Putting, De Blikken) naar kleiner (Zwinweide) en de minimale en smalle weilandjes die her en der langs kreken liggen. De oudere hollebollige weilanden zijn het waardevolst. Zelfs als zo'n weiland erg nat is, zijn er juist door het microreliëf van die grillige bodemstruc tuur, altijd ook wel drogere en open plekken om te nes telen. In de geëgaliseerde weiden zijn juist die benodig de microhabitats verdwenen. Wat zandige plekken in de bodem zijn altijd gunstig. Daarom zijn ook de drogere weiden aan de binnenduinrand meestal erg soortenrijk. De weidebij, moshommel en grashommel zijn soorten die in Zeeland meer dan gemiddeld in weilanden zijn aangetroffen. De veenhommel is een soort die zelfs erg vochtige weiden kan bewonen. De paardenbloembij is in de onderzochte graslanden nauwelijks aangetroffen, hoewel de soort er wel voorkomt, evenals de zeer zeld zame koekoeksbij Nomada integra. Typerende soorten zijn ook de grasbij en de klaverdikpoot, maar deze soor ten zijn ook op dijken en in bermen dermate talrijk dat hun voorkomen in grasland niet opvalt. Verder bestaat de indruk dat ook de inventarisaties in Zeeland niet ontsnapt zijn aan het wijdverbreide fenomeen dat open graslandgebieden door aculeatenonderzoekers onder- bemonsterd worden. Erven Boerderijtuinen, schuren, huisweides en boomgaarden zijn landschappelijke elementen die op en rond erven te vinden zijn. Voor de erven geldt in grote lijnen hetzelfde als voor stadstuinen, een beetje rommelig met veel af wisseling geeft de meeste leefmogelijkheden. Vaak zijn boerderijtuinen iets minder soortenrijk dan stadstuinen, omdat deze over het algemeen wat minder warm en windluw zijn. Toch kunnen juist ook de boerderijtuinen Boerenerven zijn vaak erg soortenrijk door de variatie aan micromilieus erg waardevol zijn, omdat ze vaak in het grootschalige akkerland de enige plekken zijn met veel bloemen. Ze hebben zo de functie van "stepping stone". De schuren zijn extra waardevol als er een rieten dak op ligt. In de rietstengels kunnen de kleinere soorten hun nestjes maken. Er zijn in Zeeland geen soorten uitsluitend op erven gevonden. Hagen, heggen en houtwallen Van oudsher werden in de Zeeuwse hagen vooral doornstruiken aangeplant, zoals meidoorn, sleedoorn en hondsroos, ivm. hun vee kerende functie. Vanzelf hebben zich daar nog andere inheemse soorten als wil gen, vlier, bramen, heggenrank, zomereik en es tussen gemengd. Vooral de talrijke hagen in de Zak van Zuid Beveland zijn beroemd om hun fraaiheid en ecologisch belang. De ruilverkavelingen hebben helaas veel van dit soort hagen doen sneuvelen. De hagen in de Zak zijn daarom een uitermate waardevol historische erfgoed. Gezien hun soortensamenstelling zouden hagen ook wel als bosranden opgevat kunnen worden, dan wel los van het aangrenzende bos te verstaan. De genoemde soorten komen immers ook veelvuldig in bosranden voor. Hogere, bredere en soortenrijkere hagen blijken voor vlinders aantrekkelijker, dan strak geschoren, la gere, smallere en soortenarmere, blijkt uit een inventa risatie van de heggen in de Zak van Zuid Beveland (Bijl, 1996). Het is aannemelijk dat dit voor aculeaten ook geldt. Hogere en bredere hagen hebben immers meer warme en luwe plekjes en meer verschillende bloemen, die op meer verschillende tijdstippen in het jaar bloeien. Van groot belang is ook het beheer. Er is een verschil tussen hagen (mogen hoger uitgroeien en hebben dus veel bloeiende bloemen) en heggen (worden jaarlijks geschoren en blijven daardoor erg laag). Vanzelfspre- Bijen cn wesjren in Zeeland 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2008 | | pagina 39