kend zijn de regelmatig gesehoren heggen voor acule-
aten veel minder waardevol. Naast als leefgebied kun
nen hagen ook een functie hebben als verbindingslijn in
het landschap, waarlangs bijen en wespen zich kunnen
verplaatsen. De meidoornzandbij en de heggerankbij
zijn soorten die veel bij hagen zijn waargenomen. In de
Braakman bleek een populatie van de grijze rimpelrug
een feromoonroute te hebben langs de zuidkant van
een meidoornhaag.
Dijken
Naast bv. de schorren en kreken zijn dijken typische
Zeeuwse landschapselementen. De Zeeuwse binnendij
ken genieten bij botanici een zekere faam als groeiplaats
van bijzondere planten. Soorten als wollige distel, ruige
anjer en graslathyrus hebben hun belangrijkste Neder
landse bolwerk op de Zeeuwse binnendijken. Maar ook
minder zeldzame soorten als wilde marjolein, katten-
doorn, aardaker, agrimonie, viltig kruiskruid en pasti-
naak komen zeer talrijk voor. Het is dan ook bij voorbaat
duidelijk dat dijken door hun kruidenrijkdom interessant
zijn voor bijen. De beste dijken zijn diegene die een niet
al te zware bodem hebben en met een zijde goed op het
zuiden geëxponeerd zijn. Net als bij de hagen kunnen
ook dijken een functie hebben zowel als leefbiotoop en
als verbindingslijn in het landschap. Voor de aculeaten
is ook het beheer van belang. Wordt een dijk intensief of
extensief begraasd, of wordt er een maaibeheer gevoerd.
Begrazing is gunstig, de dieren maken ook open plekjes
waar zodoende nestelgelegenheid geboden wordt. Steil-
kantjes gericht op het zuiden zijn daarbij extra gunstig.
Een extensieve begrazing kan gunstig uitpakken als er
daardoor ruimte ontstaat voor wat spontane opslag als
meidoorn, sleedoorn, rozen, vlier en bv. heggenrank. Zo
ontstaat er dicht bij elkaar, naast voedselplanten ook
extra nestelgelegenheid. Op dergelijke dijken wordt de
heggenrankbij nogal eens aangetroffen. Een maaibe
heer kan ook goed voldoen, met name wanneer er een
extensief verschralingbeheer gevoerd wordt en rekening
gehouden wordt met de bloeitijd van de belangrijkste
planten. Van een aantal typische bloemdijksoorten zijn
in Zeeland de laatste jaren meer uurhokken vastgesteld
dan er in de voorafgaande decennia in heel Nederland
bekend waren. Dat geldt voor de grashommel, de lathy
rusbij en de klaverdikpoot met zijn koekoek de zwart-
sprietwespbij. Deze soorten komen weliswaar ook in
andere biotopen voor, maar hebben hun zwaartepunt
van het voorkomen op dijken. De vier genoemde soorten
staan alle op de Rode lijst en dat illustreert voldoende
het grote belang dat dijken hebben voor wilde bijen. In
verband met hun specifieke binding aan bepaalde plan
tensoorten of -families kunnen ook bijen als de flui-
tenkruidbij en de heggenrankbij, als dijksoorten worden
beschouwd. Verder zijn de dijken van belang voor een
aantal soorten die zich elders als gevolg van de ver
arming van onze flora vooral in tuinen ophouden. Het
gaat om dieren als de tuinbladsnijder en de gewone
wolbij. Dit zijn soorten die op echte bloemdijken nog
talrijk voorkomen. Ook klokjesbijen zijn op dijken en in
kruidenrijke bermen waargenomen.
Helaas worden de meeste Zeeuwse binnendijken vanuit
natuuroogpunterg slecht beheerd. Een goed maaibeheer
is economisch gezien niet meer interessant en daardoor
zeldzaam geworden. Bijna alleen de natuurbeheerders
maaien nog op (binnen)dijken. Ook als begraasde weide
zijn dijken niet zo praktisch, gezien de enorme rand-
lengte. In veel gevallen worden dijken zelfs helemaal
niet meer beheerd, waardoor er snelle verruiging van de
vegetatie optreedt. De gevarieerde vegetatie loopt dan
snel terug, en daarmee ook de waarde voor insecten.
Een aparte positie nemen de zeedijken in. Deze zijn al
tijd erg hoog, met vaak een goed op het zuiden gerichte
zijde. Vaak grenzen ze aan bloemrijke landschappen als
schorren buitendijks en inlagen binnendijks. Voor de
schorzijdebij zijn ze op een aantal plekken van belang,
als enige droge nestelplek in de directe omgeving van
de schorren. Maar ook een soort als de weidebij is op
een aantal plekken (Saeftinghe en bij Terneuzen) op
zeedijken aangetroffen.
Wegbermen
Wegbermen vormen samen met dijken en hagen lange
lijnvormige elementen door het landschap. Omdat er
zoveel wegbermen zijn (heel het landschap is er immers
mee dooraderd) vormen ze in potentie talrijke verbin
dingslijnen tussen de natuurgebieden. Dikwijls worden
bermen begrensd door een sloot. Zodoende is er steeds
wat variatie in het vochtgehalte van de bodem, en ex-
Dijktaluds zijn niet alleen van belang als foerageergebied.
Soms zijn het ook zeer belangrijke nestplaatsen. Op de
Wallen van Retranehement nestelen tientallen soorten
bijen en wespen
36 Fauna Zcefanifica