in horizontaal vlak een geleidelijke overgang hebben.
Van hoog naar laag: de boometage, de mantel, be
staande uit struiken, en de zoomvegetatie bestaande
uit lagere planten. Dergelijke bosranden zijn meestal
rijk aan verschillende boom-, struik- en plantensoorten.
Bomen en struiken waarvan de bloemen belangrijk zijn
voor aeuleaten:
o Wilgen, als vroege bloeiers voor veel zandbijen en
hommels
o Roosachtigen als sleedoorn, vogelkers, meidoorn, ro
zen en bramen voor een hele grote groep soorten, zowel
bijen als wespen.
o Vuilboom is vaak op het voedselarme zand in de zo
merperiode de enige bloeiende struik en dus belangrijk
voor die hele gemeenschap
o Kamperfoelie slingert zich door de bomen en is met
haar diep liggende nectar geschikt voor de tuinhommel
Open grond wordt in bossen meestal gevonden op wan
delpaden. De betreding zorgt ook voor een vaste korrel
structuur. Als deze plekken goed in de zon liggen blijken
ze favoriet voor bv. de vliegendoder en diverse soorten
zandbijen. Bescherming van deze nestplekken door het
met lint afzetten ervan in de vliegperiode, bleek een
effectieve beschermingsmethode (Calle en Dobbelaar
2004).
Dood hout is voor veel soorten graafwespen van be
lang. Vooral de holle takken van vlier en bramen zijn
als nestplek bekend. Maar ook dikke dode stammen, die
liefst door de zon beschenen worden, kunnen van groot
belang zijn. Zo stond er in het Erasmusbos bij Cadzand
eens gedurende een aantal jaren een reusachtige dode
iep. De schors was er al afgevallen en de boom was hol.
De buitenkant van de stam bleek geperforeerd door
honderden gaatjes, waaruit het een aan en afvliegen
van insecten was. We troffen er wel een 12-tal soor
ten graafwespen aan. Ook goudwespen waren van de
Parkbossen als het landgoed Ter Hooge hebben een
kenmerkende soortensamenstelling
partij en binnenin de boom had een hoornaar zijn nest
gebouwd.
Met het ouder worden van het bos schuiven de voor bij
en en wespen interessante elementen ook mee omhoog.
Warme plekken, luwte en bloemen kunnen ook tussen
de boomkronen aanwezig zijn, zeker als deze ongelijk
van hoogte zijn. De positieve bosrandelementen bevin
den zich, vaak in iets minder sterke mate, dus ook aan
de bovenrand van een bos. Het insectenleven aan die
bovenkant onttrekt zich echter vrijwel volledig aan het
oog. Hierdoor wordt de waarde van bossen voor deze
groep mogelijk wat onderschat.
Eenvormige en grootschalige bossen komen in Zeeland
echter niet voor en voor bijen en wespen kan dat nau
welijks als een gemis beschouwd worden. De Zeeuwse
bossen worden gekenmerkt door afwisseling van bos en
open ruimten en dus een grote randlengte. Juist bos
branden, met een geleidelijke overgang tussen bos en
open landschap zijn wel van groot belang voor bijen
en wespen. Dergelijke biotopen zijn vooral te vinden
rondom jonge doorbraakkreken als De Pluimpot te Sint
Maartensdijk, de Schelphoek en de Kreken van Ouwer-
kerk op Schouwen-Duiveland, Den Inkel bij Kruiningen,
en de omgeving van fort Rammekens bij Ritthem.
Landschappen met een soortgelijk karakter maar met
een andere oorsprong zijn de Braakman ten westen
van Terneuzen en de Hollandse hoeve en het Poelbos
bij Goes. Ook oude buitenplaatsen, zoals het landgoed
Ter Hooge bij Middelburg en Duinoord bij Oostkapelle
worden gekenmerkt door afwisseling van bos en open
gebied.
Misschien wel de meest typerende soort voor dit soort
gebieden is de goudpootzandbij. Het is een polylectische
soort die schijnbaar moeiteloos van de ene op de andere
voedselplant overschakelt. Allerlei voorjaarsbloeiers,
zoals pruim, ereprijs en paardebloem worden bezocht.
Ook verschillende andere zandbijen als de grijze rimpel
rug en de valse rozenzandbij vliegen veel in parkbossen.
Langs de bosranden groeien vaak dauwbramen en die
zijn behalve voor verschillende maskerbijtjes van belang
voor verschillende graafwespensoorten. Te denken valt
aan Crossocerus, Crabro peltarius, Pemphredon en Ec-
temnius. Soorten van het laatstgenoemde geslacht zit
ten graag op zevenblad en andere schermbloemen in de
zoombegroeiing. De meidoornzandbij, het roodbuikje,
zwart-rosse zandbij, boomhommel, en vierkleurige koe
koekshommel zijn soorten die in Zeeland in meerder
heid in bossen aangetroffen zijn. De kleine harsbij, die
in de bossen van Clinge een kleine populatie heeft, is
gebonden aan naaldhout, in verband met zijn behoefte
aan hars voor de nestbouw.
Fauna Zeefamfica