BIJEN EN WESPEN EN HET KLIMAAT Microklimaat Zoals de naam al zegt, bestaat Zeeland voor een deel uit water en deels uit land. Dat maakt dat Zeeland van alle Provincies het meest uitgesproken zeeklimaat heeft. Maar ook binnen Zeeland zijn er verschillen in het weer en klimaat. Het gaat dan om relatief kleine verschillen in bijvoorbeeld wind en temperatuur. Daarbij mag niet vergeten worden dat bijen en wespen, net zoals veel an dere insecten hiervoor wel heel gevoelig zijn, waardoor dergelijke kleine verschillen toch flinke invloed kunnen hebben. In de winter is het westen van de provincie gemiddeld ca. 0,5 graden warmer dan het oostelijk deel. Het zui delijk deel van Zeeuws-Vlaanderen heeft zowel in de winter (dan het koelst) als in de zomer (dan het warmst) het meeste een landklimaat. In Juli is het aan de kust net nog iets frisser, in augustus is dat net weer anders om, het warmere zeewater houdt de warmte net wat langer vast dan het land. Aan het einde van de maand augustus begint het op het land in Zeeuws-Vlaanderen alweer af te koelen. Ook deze gemiddelden beperken zich tot maximaal een halve graad. Als in september de schorzijdebijen op het schor vliegen, zijn deze plekken meestal net iets warmer, dan het aangrenzende binnen- dijkse land. Het warme zeewater is hiervan de oorzaak. De gemiddelde laagste temperatuur is in Oost Zeeuws- Vlaanderen (koudste plek) wel ca. 3 graden kouder als op Walcheren en Schouwen. Daarbij is het goed om te bedenken dat deze verschillen binnen Zeeland veel gro ter zijn dan tussen Zeeland en de rest van Nederland! De gemiddeld warmste temperatuur is ca. 1,5 graden hoger in Zeeuws-Vlaanderen dan op Walcheren en Schouwen. De wind is het sterkst dichtbij de zee (daar tot gem. 6,5 m/sec.) het zwakste in het oosten van de Provincie, vooral Oost Zeeuws-vlaanderen (4,5-5m/sec). Ook hier geldt dat binnen Zeeland de verschillen groter zijn dan tussen Zeeland en de rest van Nederland. (Bron gegevens: Klimaatatlas KNMI). Vertalen we dit gegeven naar bijvoorbeeld de schorzijdebijen, dan blijkt dat de dieren die op Saeftinge leven, dus gemiddeld niet alleen de warmste plek van de provincie hebben, maar ook de meest windluwe. Kijken we nog meer in detail dan blijkt ook op een veel kleinere schaal er nog aanzienlijke verschillen op te kunnen treden. De zuidzijde van een dijk is veel war mer dan de noordzijde. Dat geldt ook voor oevers van bv. Wester en Oosterschelde, daar zijn de noordoevers gemiddeld wat warmer dan de zuidzijde. Nog meer in het klein is de door de zon beschenen zuidzijde van een boom flink wat warmer dan de noordzijde. Opwarmende insecten zullen dus die zuidzijde verkiezen. De zuidelijke rukken op Zeeland is ook een zuidelijke provincie, daarnaast grenst ze aan de Noordzee. Insecten die zich vanuit het zuidwesten noordwaarts uitbreiden komen zo doende als eerste in Zeeland ons land binnen. Warmte lievende en zuidelijke soorten soorten zijn oa.: de ra nonkelbij en Lasioglossum pallens. De Westerschelde is de eerste grote barrière. Nergens in heel het Zuidwest Europese vasteland ligt zuidelijk ervan, net zo'n grote open watervlakte als de Westerschelde. Het is daarom goed te begrijpen dat er opstuwing plaatsvindt langs zuidzijde van Westerschelde. Deze barrière werking blijkt belangrijker te zijn dan de temperatuurverschillen tussen zuid en noord zeeland. Oost Zeeuws-Vlaande ren is gemiddeld zelfs iets koeler dan de rest van Zee land (0,1-0,2 graden, jaargemiddelde, Bron Klimaat- Een voorbeeld: het International Ecologisch Knooppunt Terneuzen Het oprukken vanuit het zuiden gebeurt niet wille keurig door het landschap. Dieren gebruiken allerlei verbindende lijnen in het landschap. Zij die niet kunnen vliegen reizen per trein, auto of schip. Vooral havenste den zijn daarbij kansrijke afstapplekken, omdat ze zowel per schip, trein als auto goed bereikbaar zijn. Zelfs zij de wel kunnen vliegen volgen spoorbanen, omdat die dik wijls in een zandbed liggen, en daardoor dus bloemrijk en warm zijn. Het is ook in Zeeland opvallend hoeveel soorten er langs de spoorbanen aangetroffen zijn. Het is aannemelijk dat soorten zich verplaatsen langs lijnvor mige landschappelijke elementen, als dijken, bosranden en ook urbane infrastructuur. In de binnenstad van Terneuzen (en in mindere mate Middelburg) blijken een heleboel van die landschap pelijke transportlijnen bij elkaar te komen. Zo ligt de binnenstad (warm, met soorten als klimopbij en veld- wesp) aan de Zuidoever van de Westerschelde (opstu wing), ligt de rivier (ooit een vondst aan de oever van. een Limburgse hommel in het aanspoelsel van de oever), en de haven vlakbij (zo is de zuidelijke boomsprinkhaan; als eerste in zowel Terneuzen als Middelburg gevon den), ligt er een rechtstreekse spoorverbinding met Gent een grotere stad in (Vlaanderen met veel zuide lijke soorten als de blauwzwarte houtbij). Er is bij zo'n havenstad ook veel transport over de weg (vondst rode koekoekshommel). Bovendien er is ook nog een urbane infrastructuur vanuit het dekzand, via Axel, Margrette, Spui naar Terneuzen. Bijen en wespen in Zeefaiui

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2008 | | pagina 43