spelen. Daarnaast is er in deze groep ook sprake van
gewijzigde taxonomische inzichten.
Goudwespen zijn broedparasieten bij andere wespen en
in het verleden zijn ze vaak verzameld door het uitkwe-
ken van nesten in dood hout of holle stengels. Dat is
een onderzoeksmethode die - ten onrechte! - vrijwel
niet meer wordt toegepast. Verder worden goudwespen
ook relatief veel gevangen in malaisevallen en ook die
zijn in de afgelopen jaren slechts mondjesmaat ingezet.
Niettemin zijn 3 van de 15 soorten die recent zijn aan
getroffen, uitsluitend bekend uit malaisevallen.
Naast deze onderzoekstechnische beperkingen kan er
tot slot ook sprake zijn van een feitelijke achteruitgang.
Gezien de algemene afname die bijen en wespen verto
nen ligt het verdwijnen van soorten in de rede. Dat geldt
temeer omdat broedparasieten dubbel kwetsbaar zijn
omdat ze mede afhankelijk zijn van het wel en wee van
hun gastheer. Vooralsnog valt niet aan te geven welke
oorzaken een rol gespeeld hebben voor de verdwenen
soorten.
Aantal soorten goudwespen en kilometerbokken per
tijdsperiode
Periode
Voor
1950-
1980-
1998-
Totaal
1950
1980
1998
2008
Aantal Soorten
5
15
7
16
27
Aantal km-hokken
9
31
9
92
Spinnendoders (Pompilidae)
Spinnendoders vliegen in het algemeen in lage dicht
heden en ze zijn moeilijk te vangen. In het onderzoek
van de afgelopen jaren hebben ze zeker geen hoge
prioriteit gekregen omdat er vooral in de eerste jaren
geen geschikte determinatieliteratuur voorhanden was.
Wellicht ligt daarin voor een deel de verklaring voor het
feit dat 11 soorten die in het verleden zijn aangetrof
fen, recent niet meer gevonden zijn. Sommige soorten
-bijvoorbeeld de Boomspinnendoder- vereisen dermate
specifieke vangmethoden dat ze alleen bij gericht on
derzoek worden aangetroffen. Die zullen in de afgelo
pen jaren heel vaak gemist zijn en dat verklaart moge
lijk ook het geringe soortenaantal.
Zeker is echter dat spinnendoders -die voor een groot
deel gelden als typische bewoners van open zand- sterk
geleden hebben onder de verminderde dynamiek in de
duinen. Daarnaast zal ook de verdichting van de vegeta
tie als gevolg van de zure regen haar tol geëist hebben.
Juist omdat spinnendoders in lage dichtheden vliegen
en moeilijk te vangen zijn, wekt het geen verbazing dat
de recente vangsten enkele zeer zeldzame soorten heb
ben opgeleverd. Het is heel wel mogelijk dat daaronder
dieren zijn die profiteren van het warmer wordende kli
maat. Er zijn 39 soorten van Zeeland bekend, waarvan
er nu nog 28 aanwezig zijn.
Aantal soorten spinnendoders en kilometerhokken per
tijdsperiode
Periode
Voor
1950-
1980-
1998-
Totaal
1950
1980
1998
2008
Aantal Soorten
7
24
14
28
39
Aantal km-hokken
11
86
20
158
Plooivleugelwespen
Van de 32 soorten die ooit in Zeeland werden waargenomen
zijn er nu nog 28 aanwezig, Ancistrocerus antilope, Euodyne-
rus quadrifasciatus, Microdynerus exilis, Odynerus reniformis
zijn nooit meer teruggevonden. Gezien het veel grotere aantal
uurhokken waarvan in de laatste tijdsperiode gegevens bekend
zijn is dat niet zo'n goede score. Met minder als 20°/o van het
totaal aantal uurhokken scoort de periode van voor 1980 bijna
evenveel soorten. Net als bij de goudwespen spelen de gewij
zigde onderzoeksmethoden een grote rol. Maar het kan haast
niet anders dan dat er sprake is van een negatieve trend voor
veel plooivleugelwespen. Komt dat omdat ze als predatoren van
andere insecten extra sterk onder het gebruik van pesticiden
te lijden hebben gehad? Ongetwijfeld is dat een deel van het
verhaal. Voor enkele soorten staat vast dat ze profiteren van
de klimaatsverandering, namelijk voor de Franse veldwesp en
Eumenes coronatus. Hun tegenpool is de boreale muurwesp
(Ancistrocerus scoticus) die de opwarmende omstandigheden
juist lijkt te ontvluchten.
Aantal soorten plooivleugelwespen en kilometerhokken
per tijdsperiode
Periode
1950-
1980
1980-
1998
1998-
2008
Totaal
Aantal Soorten
25
23
28
32
Aantal km-hokken
103
288
524
Graafwespen (Sphecidae)
Van de in totaal 128 soorten die ooit in Zeeland zijn vastgesteld
zijn er elf soorten die na 1997 niet meer in Zeeland zijn waar
genomen. Daarentegen zijn er slechts 3 soorten die actueel wel,
maar vroeger nooit werden vastgesteld. Van alle soorten die
uit Zeeland bekend zijn is minder dan 10°/o verdwenen en dat
steekt gunstig af bij de overige families. Van de in de inleiding
van dit hoofdstuk genoemde oorzaken spelen er waarschijnlijk
vele een grotere of kleiner rol. Vast staat dat een flink deel van
de verdwenen soorten geldt als typische duinbewoner. De ver
andering van het duinlandschap, en met name de verminderde
dynamiek in de duinen lijkt de belangrijkste oorzaak voor het
verdwijnen van graafwespensoorten uit de regio. Daarbij geldt
echter de kanttekening dat sommige soorten zich wellicht in
kleine aantallen weten te handhaven in de buitenste duinenrij
Fauna ZecCandica