LAS10GL0SUM LEUCOPUS Gewone smaragdgroefbij LASIOGLOSSUM LEUCOZONIUM Matte bandgroefbij da Cr Z t—1 O LASIOGLOSSUM LUC1DULUM Glanzende groefbij LASIOGLOSSUM MAJUS Grote bandgroefbij Bijen en tvesva* in Zeeland 87 Lasioglossum leucopus lijkt op het gepresenteerde kaartje op het eerste gezicht een duin en kustgebonden soort die plaatselijk doordringt tot in het polderland. Deze veronderstelling wordt bij nadere analyse niet ondersteund doordefeiten. Het landelijke verspreidings beeld toont een tamelijk egale verspreiding over het land, zij dat ook voor deze soort weer een uitzondering geldt voor de noordoostelijke provincies. Lasioglossum Lasioglossum leucozonium geldt landelijk met 179uurhok- ken waarin de soort na 1980 is waargenomen als de meest algemene groefbij van Nederland. In Zeeland is Lasioglos sum leucozonium ongetwijfeld na Lasioglossum calceatum en L. morio de meest waargenomen groefbijensoort. Even goed komt zowel in de duinen, als in de Zeeuws-Vlaamse grensstreek en in de jonge zeekleipolders Lasioglossum leucozonium algemeen voor. De 53 uurhokken waarin de leucopus kan gemakkelijk verward wor den met de zeer algemene Lasioglossum morio en de wat zeldzamere La sioglossum nitidulum. Alle recente vondsten van deze drie soorten zijn voor deze publicatie nog eens extra gecontroleerd, zodat verwisselingen zoveel mogelijk zijn uitgesloten. MM M soort na 1998 is waargenomen zijn tamelijk 4 gelijkmatig over de provincie ver spreid. Uit de beschikbare gegevens kan ook geen voorkeur voor een bepaald biotoop of land-schapstype worden ge destilleerd. o LO in C Voor de start van het Zeeuwse onderzoek werd Lasio glossum lucidulum nog niet uit Zeeland vermeld, maar het onderzoek in de afgelopen jaren heeft het voorkomen in minstens11 uurhokken aangetoond. Uit de waarne mingen in Zeeland valt een voorkeur voor zandgronden af te leiden, hoewel er ook waarnemingen zijn uit de ste delijke bebouwing van Terneuzen en het polderlandschap bij de eendenkooi te Anna Jacobapolder. Uit deze opsom ming blijkt al dat Lasioglossum lu cidulum er geen al te strikte bio- toopeisen op na houdt. Met recht kan daarom de vraag gesteld worden of het gepresenteerde verspreidingsbeeld wel voldoende recht doet aan de werkelijkheid of dat deze in lage dichtheden vliegende soort alleen in de beter onder zochte uurhokken is opgemerkt. Lasioglossum majus heeft een verspreidingsgebied dat goeddeels ten zuiden van ons land ligt. Amiet c.s. (2001) vermelden dat deze Westpalearctische soort voorkomt van het Iberisch schiereiland tot aan de zuidelijke Oeral en Tunesië, noordelijk tot in Noord-Duitsland. In Neder land was van Lasioglossum majus slechts één vangst bekend van een mannelijk exemplaar in augustus 1947 bij Haelen (Zuid-Limburg). De vangst van een exemplaar op 7 augustus 1996 in het Braakmangebied kwam dan ook volslagen onverwacht. De vondst werd overigens pas na enkele f jaren gedeter mineerd en het is achteraf ui- teraard moeilijk vast te stellen of het om een zwerver ging of om een individu uit een -al dan niet tijdelijke- lokale populatie. De locatie van de malaisval is overigens exact bekend, want het dagelijks beheer berustte bij project deelnemer Lucien Calle. De determinatie werd verricht door Theo Peeters en gecontroleerd door wijlen Henny Wiering.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2008 | | pagina 91