KLEINE ElOOlWAGENKRAB Macropodia parva Van Noort 8t Adema, 1985 Zeefauna in Zeefand ben te zoeken is op geweispons en op hydroid-kolonies. Vaak zoeken de dieren bescherming onder de tentakels van zeeane monen. Levenswijze en biologie lijken waarschijnlijk veel op die van de gewone hooiwagenkrab, maar er is relatief weinig over bekend. De kleine hooiwagenkrab vertoont een verspreidingspatroon dat we bij veel verwante soorten tegenkomen. Hij is verspreid over het hele stroomgebied van de Oosterschelde, maar het is daar bepaald geen al gemene verschijning. Daarnaast is het kleine hooiwagenkrabbetje ook aangetroffen in de monding van de Westerschelde, net ten oosten van het Sloehavengebied. Herkenning Het rugschild is driehoekig, naar voren uitlopend in een twee- tandige punt, het rostrum. De twee tanden van het rostrum raken elkaar over de gehele lengte. Het rostrum is korter dan bij de gewone hooiwagenkrab. De oogsteel is vrij lang. Ook deze hooiwagenkrab heeft zeer dunne, lange poten. De schaarpoten van het mannetje zijn veel langer dan het rug schild, de schaarpoten van het wijfje zijn korter dan die van het mannetje. Over het gehele lichaam zitten haakvormige haren die worden gebruikt om stukjes spons, wieren, hydroid- poliepen, mosdiertjes en ander klein spul aan vast te maken. Echter op het rugschild, dat een hobbelig uiterlijk heeft, zitten maar enkele van zulke haren, dit in tegenstelling tot het rug schild van de gewone hooiwagenkrab. De knobbels in het mid den van het rugschild zijn puntig. Een belangrijk kenmerk om deze soort te onderscheiden van de gewone hooiwagenkrab is voorts dat het laatste lid van de laatste twee paar looppoten sterk gekromd is en over de gehele lengte een serie duidelijke, scherpe stekels draagt. Zonder de camouflage zijn de dieren vrij licht van kleur, meestal, geelbruin of roodachtig bruin. De lengte van het rugschild is 0,7 tot ruim 1 cm, de maximale breedte bedraagt bijna 0,7 cm. Bijzonderheden Er zijn nog maar enkele kleine hooiwagenkrabben in Zeeland gevonden; elders komen ze voor van de getijdenzone tot op diepten van tenminste 40 meter. Ze stellen weinig eisen aan de bodem. In het getijdengebied leven ze vooral op harde on dergrond, in de zuidelijke Noordzee vooral op zandbodems, en soms op slibbodems. Een goede plek om naar hooiwagenkrab-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2010 | | pagina 105