Bijzonderheden
De gewone spinkrab komt voor op verschillende bodemtypen
zoals stenen, modder en zand. Ze wordt gevonden van de getij
denzone tot 30 meter diepte. Als de zeewatertemperatuur inde
zomer te hoog oploopt trekt de soort weg naar kouder, dieper
water. Als in het najaar de watertemperatuur weer onder de
10 graden komt keren ze weer terug naar de kustwateren. De
gewone spinkrab is een vrij traag dier dat niet vlucht maar ver
trouwt op zijn camouflage. Wijfjes met eieren kunnen het hele
Spin krabben zijn verwant aan de hooiwagenkrabben, maar veel robuuster van bouw.
Herkenning
Het lichaam van de gewone spinkrab is stevig en hoger dan bij
voorbeeld de zwemkrabben of de strandkrab die een veel meer
afgeplat lichaam hebben. Het rugschild is driehoekig-eivormig,
smal van voren en geleidelijk breder naar achteren uitlopend.
De tanden achter de ogen gaan geleidelijk over in de zijrand
van het rugschild en steken niet opvallend uit. Het rugschild is
vrij ruw en onregelmatig bezet met haakvormige stugge haren.
Deze haren helpen om materiaal vast te houden dat dienst doet
voor de camouflage van het dier. De twee tanden tussen de
ogen (samen "rostrum" geheten) zijn licht naar elkaar toege
bogen en vormen samen een platte driehoek. Het rostrum is
bezet met twee rijen haakvormige haren. De bovenkant van het
rugschild is roze-bruin, geelachtig en soms ook roodachtig, de
onderkant is witachtig. Poten soms met rode tot oranje dwars-
banden. Schaarpunten wit. De schaarpoten zijn korter dan het
eerste paar looppoten, en bij het mannetje forser dan bij het
vrouwtje. De looppoten zijn bezet met stugge rechte haren. De
lengte van het rugschild is maximaal 10,5 cm, de breedte 8 cm.
jaar door worden gevonden, zelden worden geslachtsrijpe wijf
jes gevonden zonder eieren. Per keer legt een vrouwtje 10.000
tot 25.000 eieren.
De gewone spinkrab heeft een verspreidingspatroon wat sterk lijkt
op dat van de gewone hooiwagenkrab, maar de soort lijkt veel min
der talrijk. Ook zijn er nauwelijks records bekend uit de kom van de
Oosterschelde en uit het Slaak en de Krabbenkreek. Het lijkt erop dat
de achterkant van de Oosterschelde voor deze soort minder aantrek
kelijk is. Buiten de Oosterschelde en het Grevelingen is er slechts een
melding van de Westerschelde bij Vlissingen.
Zeefauna in Zeeland 103