De anatomie van de zeekreeft wordt uitgebreid besproken,
evenals die van de strandkrab, de garnaal en de steurgarnaal.
Hij maakt daarbij geen onderscheid tussen de diverse soorten
steurgarnalen. Afgebeeld wordt de brakwatersteurgarnaal Pa-
laemonetes varians. Ook het erwtenkrabbetje (het mannetje en
het vrouwtje ziet hij als aparte soorten) en het porceleinkrab-
betje worden besproken en afgebeeld.
Martinus Slabber (1740-1835), geboren in Middelburg, had
geen academische opleiding; hij was vermogend en was wat
we tegenwoordig "bestuurder" zouden noemen. Hij verhuisde
in 1768 naar Goes en heeft op Zuid-Beveland een groot aan
tal maatschappelijke functies bekleed, zoals raadslid, schepen,
burgemeester, ontvanger van de belastingen, president van
de rechtbank, toezichthouder op calamiteuze polders e. d. Hij
had het er maar druk mee. Desondanks zag hij kans een aantal
artikelen en een tweetal boeken te publiceren op natuurwe
tenschappelijk terrein en daarvoor in het veld eerst materiaal
te verzamelen. Voor ons zijn de Decapoda van belang en daar
bij is de oogst mager. In zijn "Natuurkundige Verlustigingen"
(1769-1778), in 18 deeltjes verschenen, beschrijft hij slechts de
larven van de strandkrab, de gewone garnaal en, heel bijzonder,
van een kleine gravende kreeftensoort (Callianassa tyrrhena).
Gevangen door met een fijnmazig schepnet bij Oostkapelle is
zee te vissen.
De derde onderzoeker Leendert Bomme (1727-1788), eveneens
in Middelburg geboren, was ook een vermogend man en wat
we tegenwoordig een zakenman zouden noemen. Hij was on
der andere directeur van de Assurantie Compagnie en van de
Middelburgse Commercie Compagnie. Hij publiceerde slechts
een aantal artikelen, maar deed wel de nodige waarnemingen
die hij nauwgezet bijhield. Zijn manuscripten zijn bewaard ge
bleven en daarin zijn ook zijn aantekeningen bewaard over bij
voorbeeld een heremietkreeft in een wulk, begroeid met ruwe
zeerasp. Dat is voor de Decapoda alles; voor andere diergroepen
is hij veel belangrijker geweest.
Een arts, een bestuurder en een zakenman geven ons dus een
blijk op het Zeeuwse zeeleven in de 18e eeuw.
Het Biologisch Station.
Fauna Zeelandica